Platanus x hispanica

Familie : Platanaceae
Geslacht : Platanus

Vegetatief : twijgen zigzag verlopend, verspreide roodbruine knoppen,
knoppen driehoekig (conisch) met een ronde basis, omgeven door een
bladmerk, de knoppen zaten verscholen in de bladsteel, achter de knop een
ring om de twijg
Generatief : nootvruchtjes in bolvormige hoofdjes geplaatst, meestal meerdere
hoofdjes bijeen
Silhouet (20-30m) : vrijstaand, brede schilderachtige, grillige kroon, vaak verscheidene
zware hoofdtakken en kronkelige zijtakken, opvallend gevlekte bast, door
afschilferende schorsplaten; zware snoei wordt goed verdragen (knotten, leiden, kandelaberen)

Kan op oudere leeftijd worden verplant
Vormt snel zware kroon, steeds extra boompaal plaatsen

Van Platanus x hispanica

Pinus sylvestris – grove den

Familie : Pinaceae
Geslacht : Pinus

Van Pinus sylvestris

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Een pen- of hartwortelstelsel, die soms tot meters diep gaat.
Stam: In bossen hebben de bomen een hoge rechte stam, vrijstaande bomen zijn vaak grillig gevormd. De afschilferende schors is roodbruin, maar onderaan donkerbruin.
Takken: Takken met knoppen zonder hars. De schubben zijn aan de top teruggebogen.
Bladeren: De wintergroene naalden groeien in paren en zijn 3 tot 7 cm lang. De naalden zitten eerst in een omhulling van vliezige schubben. Ze zijn halfrond, van onderen grijsgroen, van boven donkergroen, gestreept en aan de top toegespitst.
Bloemen: Aan de top van de jongste takken groeien 1 of enkele rozerode vrouwelijke kegels, aan de voet van dezelfde of andere jonge takken staan veel geelbruine mannelijke kegels dicht bij elkaar.
Vruchten: De rijpe, houtige kegels houtig worden tot 7 cm en hebben een korte steel.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot natte, voedselarme, zure grond (zand en hoogveen).
Groeiplaatsen: Heide, zandverstuivingen, hoogvenen, dennenbossen, soms in de duinen.

Verspreiding
Wereld: Europa, Klein-Azië en een groot deel van Siberië. Van nature ontbreekt de boom vrijwel in het West-Europese kustgebied, afgezien van Schotland.

Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land. Elders zeldzamer.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Van de stammen werden vroeger scheepsmasten gemaakt. Ook leverde de boom terpentijn, hars en teer. Het hout noemt men grenen, het is sterk, zacht en gemakkelijk te bewerken. Hout van de Fijnspar (kerstboom) noemt met vuren.

Paulownia tomentosa – Anna Paulowniaboom

Familie : Paulowniaceae
Geslacht : Paulownia

Vegetatief : twijgen hol of met gebroken merg, twijgen dik, aanvankelijk dicht
behaard, twijgen met lenticellen, overstaande kleine (bijna onzichtbare)
bladknoppen, grote bladmerken, opgelet twijgen lijken op twijgen van Catalpa
maar knoppen van Paulwonia staan meestal tegenover elkaar in tegenstelling
tot Catalpa (kransgewijs)
Generatief : eivormige doosvruchten (4cm) met puntige top, kleppen
openspringend, talrijke zaden met doorzichtige vleugels; overwinterende
bloemknoppen, roestbruine eindstandige pluimen met bolle bloemknoppen
(opgelet! gevaar voor bevriezen)
Silhouet (10-15m) : vrij snel groeiende boom, met brede, luchtige, ronde kroon, stam tot
op hoge leeftijd vrij glad en grijs, dikke uitstaande takken; twijgen, opstijgend

Van Paulownia tomentosa

Liriodendron tulipifera – tulpenboom

Familie : Magnoliaceae
Geslacht : Liriodendron

Vegetatief : knoppen 2 schubbig, gesteeld, glad en afgeplat ( als een
beverstaart), donkerviolet, opgevouwen blad in de knop, groenachtig tot
roodbruine twijgen met lenticellen, aanvankelijk lila-berijpt , groot bladmerk
Generatief : hoog in de boom lichtbruine, niet openspringende kokervruchten,
die lang aanblijven
Silhouet (20-25m) : vrijstaand, snelle jeugdgroei met een rechte doorgaande stam;
kroon, aanvankelijk torenvormig, later breed met uitzakkende, dichte kroon

Liriodendron, dit geslacht omvat slechts 2 soorten. De soort die bij ons
wordt toegepast is hoofdzakelijk L.tulipifera.
Prioriteitenlijst BA1, Liriodendron tulipifera. Het zijn grote
bladverliezende bomen (bij ons tot 25 m), met een gegroefde schors. De 4
lobbige bladeren staan verspreid, zijn lang gesteeld en hebben een
typisch recht ‘afgeknipt’ blad (afgeplatte tot breed ingesneden bladtop)
met meestal twee zijlobben. De bladvoet is afgrond. De bovenzijde is
heldergroen, de onderzijde grijsgroen. Opvallend gele herfstkleur. De
bloemen zijn tulpvormig, geelgroen met oranje vlekken aan de voet van
ieder bloemblad. Bloemen zitten vaak hoog aan de boom. Weinig
opvallende groene vruchten tot 10 cm lang, lijkende op slanke kegels.
Rechte doorgaande stam met aanvankelijk een kegelvormige kroon, pas
op latere leeftijd een brede kroon van 6-10 m.
Opvallend als alleenstaande parkboom en in brede lanen of straten. Hier
en door met succes in verharding toegepast. Sterke boom die weinig last
heeft van ziekten en goed bestand is tegen luchtverontreiniging.

Van liriodendron tulipifera

Liquidambar styraciflua

Familie : Altingiaceae
Geslacht : Liquidambar

Vegetatief
: twijgen, aromatisch, jonge twijgen aan de zonzijde roodbruin, aan
de schaduwzijde groen, op twijgen en takken vaak kurklijsten; knoppen, lang
toegespitst, rood/groen; schors, reeds op jeugdige leeftijd een diepgegroefde schors
Generatief : ronde, houtige, gehoornde doosvruchtjes bijeen aan een lange
steel (stekelballen) (let op: gelijkend op die van plataan), 2 tot 2½ cm, met
daarin gevleugelde zaden, de hele winter aan de boom blijvend
Silhouet (15 -20m) : vrijstaand met een rechte doorgaande stam, de kroon is
aanvankelijk vrij smal (strakke kegel), later breder (koepelvormig), of door
takbreuk, onregelmatig, met bochtige, opstijgende takken

Van Liquidambar stiraciflua

Juglans regia – okkernoot

Familie : Juglandaceae
Geslacht : Juglans

Vegetatief : jonge twijgen aromatisch, dik, glad glimmend groen met
opvallende lenticellen, oudere twijgen en takken, grijs, dikwijls zwaar gedraaid
maar schraal; stompe kegelvormige purperbruine knoppen, grote hartvormige
bladmerken; bast, aanvankelijk glad en zilvergrijs, op latere leeftijd in de
lengte verlopende groeven
Generatief : steenvrucht met leerachtige buitenwand, houtige binnenwand en
eetbare inhoud, bloeiwijze in de oksel van het afgevallen blad op het éénjarig hout
Silhouet (20m) : vrijstaand, vaak brede lage kroon; op beschutte plaatsen ronde kroon

Van Juglans regia

Fagus sylvatica – gewone beuk

Familie : Fagaceae
Geslacht : Fagus

Vegetatief : in twee rijen geplaatste knoppen, onder een hoek van 45°tot 60°van
de twijg af, spoelvormig en glimmend roodbruin; twijgen vaak zigzag verlopend;
blad, bij jonge bomen vallen de verdroogde bladeren, s’ winters vaak niet van
de takken af, geelbruine herfstkleur, bladeren moeilijk verteerbaar
Generatief : eetbare nootjes in een gestekelde bolster
Silhouet : geschikt als haagplant, als vrijstaande boom tot 30 m, bomen breed
koepelvormig, met krachtige gladde hoofdtakken, vraagt veel ruimte en geeft
veel schaduw, laat weinig licht door; als bosboom tot 40 m, met lange stam

Van Fagus sylvatica

Beschrijving
Afmeting: 24 tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: April en mei.
Stam: De schors is vrij dun, grijs en glad. In bossen hebben de bomen meestal een lange kale stam en een dichte kroon. Een vrijstaande boom heeft een regelmatige en bijna bolronde kroon. De stam heeft op enkele meters hoogte 2 even grote, rechtopstaande, zware takken.
Takken: De takken zijn glanzend lichtbruin. De roodbruine knoppen worden tot 2 cm lang. Ze zijn smal en spits en staan scheef af.
Bladeren: De eivormige, tot 10 cm grote bladeren hebben een spitse top en een gegolfde of soms een getande en gewimperde rand en een korte steel. In de jeugd zijn ze zijdeachtig behaard. De zijnerven lopen door tot aan de bladrand. Eerst zijn ze doorschijnend lichtgroen en rimpelig, later worden ze glanzend donkergroen.
Bloemen: De groenachtige bloemen verschijnen tegelijk met de bladeren. De mannelijke bloemen zijn bolvormig en hangen aan een lange, zijdeachtig behaarde steel. Elke bloem heeft een roodbruin, klokvormig bloemdek en 4 of meer meeldraden. De vrouwelijke bloemen staan meestal met 2 bij elkaar. Ze staan rechtop op een dik steeltje.
Vruchten: De bruine bolsters zijn stekelig en houtig. Ze springen met 4 kleppen open en bevatten 1 tot 3 driekantige noten (de beukennootjes).

Biotoop
Bodem: Beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond. Ook aangeplant op voedselarmere grond (o.a. op löss, zandige leem, zandige klei en grindrijk leem).
Groeiplaatsen: Loofbossen en duinbossen.

Nederland: Algemeen in de hogere delen van Nederland en in de binnenduinen en zeldzaam tot zeer zeldzaam op de Waddeneilanden en in laagveen- en zeekleigebieden.
België: Zeer algemeen in het Maasgebied en in de Ardennen en algemeen in Brabant. Elders vrij zeldzaam en zeer zeldzaam in het kustgebied.

Beuk - Fagus sylvaticaBeuk – Fagus sylvatica

Wetenswaardigheden
Beuken worden 200 tot 300 jaar oud. De Beuk wordt dikwijls als haag aangeplant. Hij kan goed worden gesnoeid en blijft dicht, aangezien hij schaduw verdraagt. Beukenhout is zeer buigzaam en gemakkelijk te draaien, waardoor het uitstekend geschikt is voor het maken van meubilair. Ook wordt het gebruikt voor dwarsliggers en parketvloeren. Het heeft geen knoesten en een fijne nerf, aangezien de takken al jong afvallen of worden verwijderd. Beukenhout is vrij hard en zwaar, goed bewerkbaar maar bros en niet erg duurzaam. Houtkrullen worden gebruikt bij de industriële bereiding van onder meer azijn. Het afvalhout is uitstekend brandhout, dat bijvoorbeeld voor het stoken van ovens en het roken van vis in gebruik is. Beukenhout diende vroeger als materiaal voor drukletters en houtsneden. Het maakte de opkomst van de boekdrukkunst mogelijk (de woorden ‘beuk’ en ‘boek’ houden met elkaar verband). Een cultuurvorm met purperbruine bladeren is de Bruine beuk (cv. ‘Atropunicea’), een van de meest aangeplante sierbomen. Beukennootjes zijn vers niet geschikt voor het eten van grote hoeveelheden: ze bevatten namelijk een klein beetje giftig blauwzuur. Door ze te roosteren wordt het gif verwijderd.

Crataegus monogyna – eenstijlige meidoorn

Familie : Rosaceae
Geslacht : Crataegus

Vegetatief : knoppen verspreid, meestal eirond tot rond, klein en bruin tot
roodbruin; twijgen, aanvankelijk behaard, later kaal en grijsbruin, takken met
doorns van 2 tot 2,5 cm
Generatief : vruchten dofrood, bijna rond met één steen/pit
Silhouet : meestal voor landschappelijk gebruik, windsingels, hagen,
struwelen, houtwallen; indien als boom, kleine dichtvertakte boom met stijve takken

Van Crataegus monogyna

blad minder diep ingesneden dan dat van tweestijlige meidoorn
heeft één stijl
tweestijlige meidoorn heeft dubbel gevulde bloem
cultuurvarieteiten met vele bloemen = plena
meeste cultuurvarieteiten zijn tweestijlig

Beschrijving
Afmeting: 2 tot 10 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Takken: De takken zijn sterk gedoornd.
Bladeren: De driehoekige bladeren zijn omgekeerd-eirond tot waaiervormig. Ze zijn diep gespleten (meestal tot op of over de helft). De bladlobben zijn alleen aan de top gezaagd met ongelijke zaagtanden. Van onderen zijn ze vooral in de nerfoksels iets behaard. De steunblaadjes hebben een gave rand of ze zijn grof getand.
Bloemen: De geurige, witte of soms lichtroze bloemen vormen schermvormige pluimen. Ze zijn 0,8 tot 1,5 cm groot en hebben 5 afgeronde kroonbladen. De kelkbladen zijn breed driehoekig. De top is vrij stomp (soms iets tongvormig). Er is 1 stijl.
Vruchten: De bol- of eivormige bessen zijn donkerrood, melig en worden 0,6 tot 1 cm groot. Ze bevatten maar 1 zaad.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond (alle grondsoorten).
Groeiplaatsen: Heggen, struikgewas, bossen, randen van vochtige duinvalleien, steile hellingen, rotsen, dijken en langs sloten.

Verspreiding
Wereld: In Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië. Ook in Zuidwest-Azië, Noordwest-Afrika en Noord-Amerika.

Eenstijlige meidoorn – Crataegus monogyna
Eenstijlige meidoorn – Crataegus monogyna

Nederland: Algemeen.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Vroeger werden meidoorns vaak gebruikt als afscheiding tussen erven, akkers en weilanden. Het zware hout wordt gebruikt voor handvatten van gereedschappen en voor kleine voorwerpen. In sommige streken geloofde men dat de vernietiging van een meidoornstruik onheil bracht, evenals het in huis halen van de bloemen. Meidoorn wordt al sinds de 16e eeuw gebruikt om de bloedsomloop te stimuleren. Deze werking komt o.m. door de inhoudsstof rutine: deze stof is wetenschappelijk bekend om z’n vermogen om blauwe plekken te voorkomen. Meidoornthee helpt om de cholesterol te verlagen.

Castanea sativa – tamme kastanje

Familie : Fagaceae
Geslacht : Castanea

Vegetatief : bladeren makkelijk verteerbaar; knoppen dik, spits eivomig; knoppen
staan op verheven sokkels; twijgen aan de top hoekig, knobbelig, door ribbels
die vanaf het bladlitteken over de twijg lopen; schors, vertoont soms spiraalsgewijze bastscheuren
Generatief : scherpstekelige bolster met eetbare noten,
Silhouet : vrijstaand een opvallende grote boom met brede kroon, eveneens
gebruikt als vulhout, rand en onderbeplanting in bossen; in bossen een lange rechte stam tot 36m

Van Castanea sativa winter

Kenmerken
– winter : tweerijig geplaatste knoppen, stam spiraalt omhoog
– standplaats : zonlicht halfschaduw, een diepgaand wortelgestel
– bodem : op droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke grond
– vochtigheid : vochthoudend, maar is ook goed bestand tegen tijdelijke droogte
– zuurtegraad : neutraal tot zwak zuur
– onderhoud :

Beschrijving
Afmeting: 15 tot 30 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei t/m juli.
Wortels: Een diepgaand wortelstelsel.
Stam: Een brede kroon. De schors van oudere bomen is bruingrijs met lengtegroeven.
Takken: De 0.5 cm grote knoppen zijn groenachtig bruin, eivormig en met 2 of 3 schubben.
Bladeren: De verspreidstaande, tot 25 cm lange bladeren zijn langwerpig, iets leerachtig, glanzend donkergroen, enkelvoudig en grof en scherp getand. Aan onderkant zijn ze eerst behaard, later worden ze kaal. De grootste breedte zit onder het midden.
Bloemen: De lange, aarvormige, geelgroene bloeiwijze groeit rechtop in de bladoksels. Vrouwelijke bloemen groeien aan de voet, meestal 3 aan 3 en mannelijke bloemen er boven. Ze worden tot 20 cm lang, hebben 6 bloembladen, die alleen bovenaan vrij zijn en 6 stijve, draadvormige stempels.
Vruchten: Met 1 tot 3 gladde, glanzende, eetbare noten (tamme kastanjes). Het omhulsel is een groene, langstekelige, openspringende bolster.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure grond.
Groeiplaatsen: Loofbossen, hellingbossen, binnenduinen en bosranden.

Verspreiding
Wereld: In het Middellandse-Zeegebied, het Zwarte-Zeegebied en in de Alpen. Sinds lang ingeburgerd in West- en Midden-Europa.

Nederland: Vrij zeldzaam, maar plaatselijk algemeen op de hogere gronden van Midden- en Zuid-Nederland en in Zuid-Limburg, zeldzaam in Drenthe en in de binnenduinen en zeer zeldzaam op de Waddeneilanden en in laagveen-, rivierklei- en zeekleigebieden.
België: Op een aantal plaatsen ingeburgerd in de Kempen, Vlaanderen en Brabant. Elders zeer zeldzaam.

Wetenswaardigheden
Tamme kastanjes zijn gepoft prima eetbaar. De Romeinen maakten er een soort pap (pollenta) van. Men droogde de kastanjes langzaam boven een open vuur, waarna ze werden gemalen en met melk gemengd. Kastanjehout wordt evenals eikenhout gebruikt voor lambrizeringen en balken.

Alnus cordata – Italiaanse els – hartbladige els

Familie : Betulaceae
Geslacht : Alnus

Vegetatief : twijgen aanvankelijk iets kleverig, aan de top iets kantig, bezet
met vele kleine lenticellen,
Generatief : proppen alleenstaand en vrij groot, 2 tot 3 cm
Silhouet : fraaie, gesloten, kegelvormige kroon (10-15m)

Van Alnus cordata

– zomer : blad regelmatig gekarteld-getand, met hartvormige voet, van boven iets glanzend, fris groen
– zeldzaamheid en verspreiding : aangeplant en soms verwilderd.