Cupressocyparis (x) leylandii – leylandcypres

groenblijvende conifeer. Zeer snel groeiend
in de jeugd smal zuilvormig, later losser, steeds met
topscheut. Twijgen niet steeds in één vlak liggend, s
hierdoor krijgen de twijgjes een vierkantig aanzien. D
veerachtig, fris tot grijsgroen, vaak worden kegels ge
Gebruikt als solitair, hoge windschermen en hagen.

Van cuprocyparis x leylandii

De leylandcipres groeit zeer sterk (tot 3 meter hoog in minder dan 7 jaar) en leent zich in hij bijzonder voor de aanplanting van hagen. Als solitair vormt hij een zuil- tot kegelvormige kruin en groeit hij uit tot een boom van 20-30 meter. De schubben zijn lichtgroen tot grijsgroen gekleurd. De twijgen geven de indruk ietwat vierkant te zijn en hangen ietwat af.

Standplaats:

De leylandcipres houdt van zon of een licht beschaduwde plaats op elke normale tuingrond. Te natte of te droge gronden worden slecht verdragen. Slecht doorlatende gronden worden dan weer wel goed verdragen. Hij is tamelijk winterhard en kan droogte redelijk goed verdragen.

Gebruik:

Cupressocyparis (x) leylandii zijn snelgroeiende, slanke coniferen die perfect gesnoeid kunnen worden en veel sneller dan vele andere planten een frisse, strakke, immergroene haag geven die alle voordelen biedt die een heg heeft: inkijk wordt geweerd, privacy gegarandeerd, wind gebroken en geluid gedempt. Talloze tuinvogels gebruiken de dichte structuur van de coniferen als relatief veilige en vooral warme nestplaats. Bovendien geven deze coniferen vele vogels beschutting tegen de winterkoude. Fraai geschoren moeten hagen van deze coniferen niet onderdoen voor een taxushaag. Bovendien groeit ze veel sneller zodat de tuineigenaar minder geduld moet oefenen.

Haag planten:

Planten op een afstand van 50 cm met palen en steundraad. Plaats om de 1,5 tot 2 meter een paal met 3 steundraden. Jonge planten zijn ijl. Door het snoeien verkrijgt men een dichte groei. Snoeien vanf het eerste jaar, knip alle twijgen die buiten de breedte van de haag vallen in (mei-september).
Je kan makkelijk met deze planten een haag vormen tot 3 meter hoog. Praktischer te onderhouden zijn hagen van 1,5 tot 2 meter hoog.

Bemesting:

Hagen moeten mooi gesloten kunnen groeien, zoveel mogelijk gevrijwaard van ziekten en vraat. Dat kan op voorwaarde dat ze voldoende voeding krijgen. Wissel regelmatig van meststof en geef voldoende, maar ook weer niet te veel. Veel tuinbezitters mesten elk jaar de borders en vergeten hierbij de hagen. De wortels van de haagplanten gaan dan in de border op zoek naar het broodnodige voedsel.

Vermeerderen:

Zaaien is mogelijk maar de kwaliteit van de zaailingen kan sterk verschillen. Daarom vermeerderen door stek (zomerstek onder waternevel). Het lukkingspercentage kan van jaar tot jaar sterk verschillen van 40-95%.

Ziekten en plagen:

Bruine twijgen 10-15 cm groot. Het verdrogen van de naaldschubben van gehele takken of zelfs van de gehele plant, wordt 2,3 of meer jaren na de planting vastgesteld. In meer dan 65 % zijn de oorzaken te wijten aan de wortelrotschimmel Phytophthora cinnamomi. Andere oorzaken kunnen o.a. zijn : bodemdroogte, ongunstig bodemprofiel, bodeminsecten, spint, overmatige begietingen of worteltrot.