Acer saccharum – suikeresdoorn

De suikeresdoorn (Acer saccharum) is een plant uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De soort komt voor in het oosten van Noord-Amerika. De boom kan 30-37 m hoog worden en heeft een zeer dichte kroon, waardoor er weinig onderbegroeiing mogelijk is.

De bladeren zijn 8-15 cm lang en hebben in de herfst een herfstkleur van helder geel, via oranje naar oplichtend rood-oranje. Het blad van de suikeresdoorn staat centraal op de vlag van Canada en is een nationaal symbool van dat land.

De suikeresdoorn bloeit in trossen met vijf tot tien geelgroene bloempjes die geen kroonbladeren hebben. De gevleugelde vrucht heeft 2-3 cm lange vleugels. Het zaad is 0,7-1,2 cm in doorsnee.

Gleditsia triacanthos ‘skyline’

Gebruik : solitair

Habitat : straatbeplanting, parkbeplanting, stadsrand. Toepasbaar in verharding. Goed bestand tegen hitte en droogte. Redelijk windbestendig.

Hoogte : 800 – 1500 cm

bijzondere kenmerken :
Bloemkleur : roomwit
Bloeiperiode : juni – juli
Bloemen : onopvallend
Bladkleur : donkergroen
Wintergroen : neen
Bladeren : varenachtige, glimmende, dubbelgeveerde bladeren die uit kleine blaadjes bestaan. Worden in herfst diepgeel.
Vruchten : zwarte peulen van 45 cm lang en 3,5 cm breed die in de winter in grote aantallen aan de takken blijven hangen

standplaats en vereisten
Standplaats : zonnig
Vochtigheid : droog,normaal,nat
Zuurtegraad : kalkrijk,neutraal
Zoutbestendig : ja
Winterhard : ja

onderhoud
vereist nauwelijks snoei

bijzonderheden
piramidale, lichtdoorlatende kroon tot 8 m breed. Verdraagt verharding. Heeft geen doornen.

Sophora japonica – honingboom

Van Sophora japonica

Gebruik : parkbeplanting,solitair

Habitat : laan- en parkbeplanting.Goed bestand tegen luchtvervuiling.

Hoogte : 2000 – 2500 cm

bijzondere kenmerken :
Bloemkleur : geelwit
Bloeiperiode : aug – aug
Bloemen : vlinderachtig, in lange, hangende trossen van wel 30 cm
Bladkleur : geel
Wintergroen : neen
Bladeren : 20 à 25 cm lang, geveerd, onderzijde behaard. Groeien aan opvallend gele twijgen.
Vruchten : 5-8 cm lange peulen die op kralenkettingen lijken

standplaats en vereisten
Standplaats : zonnig halfschaduw
Vochtigheid : droog,normaal
Zuurtegraad : neutraal
Winterhard : ja

onderhoud

bijzonderheden
geelbladige cultivar die goed tegen droogte kan en ziekteresistent is. Ronde kroon, die later de vorm van een paraplu aanneemt. Bloeit hartje zomer, wanneer de meeste andere bomen al uitgebloeid zijn, maar pas vanaf het tiende jaar of later.

Catalpa bignonioides – trompetboom

cultuurvariëteit : Nana – bolvorm – bloeit niet

De bladeren zijn tegenoverstaand of in 3-tallige kransen en zeer groot, eivormig en met een hartvormige voet. De top is spits. Aan de onderzijde zijn de bladeren zacht behaard. Ze beginnen vanaf april uit te lopen. Bij wrijving geuren zij onaangenaam. De bloemen verschijnen in rechtopstaande, breed kegelvormige pluimen die tweeslachtig zijn. Ze zijn 3-5 cm groot. De kleur is wit, de binnenzijde geel gestreept en violet gevlekt. Ze geuren licht en lijken op orchideeën. De stamper is bruin van kleur. De vruchten zijn dunwandige peulen met kleine, spitse zaden en behaarde vleugels. Zij blijven tot in het voorjaar aan de boom. De schors is grijsbruin.

De vrij dikke twijgen van de Trompetboom zijn breekbaar en bezitten een opvallend groot, licht gekleurd merg. Tijdens een zacht najaar groeien de onrijpe peulentoppen lang door. Daardoor bestaat kans op vorstschade. Desondanks loopt de boom in het voorjaar zonder problemen weer uit.

Catalpa, dit geslacht omvat 11 soorten, middelgrote tot grote
bladverliezende bomen met stevige korte stam of meerstammige struiken,
die ongeveer 100 jaar oud kunnen worden. Catalpa’s hebben opvallend
grote bladeren. Bladeren staan meestal in kransen van 3, soms (zelden)
tegenover elkaar. De twijgen zijn dik en bevatten veel merg. De kroon is
spaarzaam vertakt. Bloei, de trompetvormige fraaie bloemen verschijnen
in de zomermaanden in eindstandige pluimen/trossen. Vruchten,
langwerpige, lange, slanke, doosvrucht met talrijke gevleugelde zaden,
‘potloden’. Vruchten blijven tot in het voorjaar aan de boom zitten.
Meestal alleenstaand gebruikt, in de jeugd vorstgevoelig, windgevoelig,
jonge twijgen breken vaak vrij gemakkelijk af. Catalpa’s lopen zeer laat uit.
Parken en tuinen, soms straten, afhankelijk van de soort en de
cultuurvariëteit.

Van Catalpa bignoniodes

Araucaria araucana – apenboom – slangenden

Familie : Araucariaceae

Araucaria, merkwaardig gevormde bomen met keiharde donkergroene
schubben, bladeren wintergroen, naald-of schubvormig, bloemen
eenslachtig, tot grote bolronde kegels verenigd, slechts een soort wordt
bij ons aangeplant, A. araucana,
Prioriteitenlijst BA1 Araucaria araucana, in zijn thuisland van 30 tot 50 m,
bij ons zelden meer dan 15 m hoog, stam recht. Kroon kegelvormig,
takken in kransen, loodrecht afstaand, hoger in de kroon opgaand.
Bladeren breed driehoekig, scherp gepunt, spiraalsgewijs en overlappend
rond de scheut geplaatst, 2 tot 5 cm. Kegels 15 tot 20 cm. Gebruik als
solitair.

Van Araucaria araucana

Ailanthus altissima – hemelboom

Om deze boom tot zijn recht te laten komen, moeten we wel een grote tuin hebben. Hij staat het mooist als solitair in een park of parkachtige tuin waar hij ons op hete zomerdagen door zijn brede kruin verkoeling schenkt.
Ailanthus, hooggroeiende bladverliezende bomen, oneven geveerde
bladeren en opvallende vruchtjes. Brede kroon, die veel licht doorlaat,
goede combinatie met onderbeplanting mogelijk. A.altissima is de
balangrijkste soort voor België.
Snelgroeiende grote (soms meerstammige) boom, 15-20 m hoog, met brede open kroon. Stam is
vaak vergaffeld. Gladde schors met opvallende witgestreepte ondiepe
groeven. Soms met veel wortelopslag. Groot oneven geveerd blad, 30 tot
60 cm, deelblaadjes (13 tot 25) hebben aan de voet 1 tot 4 (meestal 2)
kleine lobben met kliertjes. Het jonge blad is roodbruin bij het ontluiken.
Daarna donkergroen aan de bovenzijde, en grijs/blauwgroen aan de
onderzijde. Eindstandige onwelriekende, geelgroene pluimen in juni/juli.
Decoratieve, geelgroene tot rozerode esdoornachtige vruchten,
dubbelgevleugeld.
Geschikt voor grote tuinen en parken, solitair of in groep, kan ook als
straatboom in verharding worden gebruikt en is bestand tegen
luchtverontreiniging.

Van ailanthus altissiama

Herkomst
De hemelboom is inheems in China, Australië, op de Molukken en in Noord-Korea. Hij werd voor het eerst beschreven door de Engelsman Philip Miller (1691-1771) en in 1751 naar Europa en Noord-Amerika geïmporteerd. Chinesen brachten de boom mee tijdens de ‘goldrush’ rond 1850 in Californië. In oude goudmijnen vindt men nog nakomelingen van deze bomen. Zij zaaien zich in tropische en subtropische gebieden gemakkelijk uit en hebben de neiging door hun snelle groei andere vegetatie te verstikken. Hemelbomen die in hun jeugd een dik struikgewas kunnen vormen, hebben een giftige uitwaseming waardoor geen andere plantengroei mogelijk is.

De hemelboom is een snelgroeiende, tot 25 m hoge, bladverliezende loofboom. Hij heeft stevige vertakkingen en kan 15 m breed worden. De grote tot 60 cm lange, oneven geveerde, smal elliptische bladeren hebben gladde randen en ruiken bij kneuzing onaangenaam. Vaak ontbreekt het topblaadje. Zij verschijnen laat in het voorjaar. De stengels zijn zacht behaard.

De bloemen zijn klein, groenwit en vormen rechtopstaande trossen. Zij worden om hun nectar graag door insecten bezocht.

De vruchten zijn tot 5 cm lange nootjes die dicht opeen staan. Ze zijn geelgroen tot rozerood. De zaden bevinden zich tussen twee lange, gedraaide vleugels. De boom is tweehuizig.

De schors is glad en heeft lichte lengtestrepen.

Op oudere leeftijd heeft de hemelboom grillige takken in de kroon. Deze kan een omvang van 30 m bereiken.
De hemelboom is tweehuizig, d.w.z. dat er vrouwelijke en mannelijke exemplaren zijn. De vrouwelijke dragen na de bloei in juni/augustus oranjekleurige pluimen die zich in de nazomer tot roodbruine, gevleugelde vruchten ontwikkelen.

Opvallend is dat de hemelboom laat in blad komt, vaak pas eind mei.

De boom vormt vaak veel wortelopslag en zaait zich ook gemakkelijk uit. Hij maakt een robuste indruk, maar is niet zo sterk als het lijkt. Na 30 jaar wordt hij erg gevoelig voor harde wind en sneeuw.

Van Ailanthus altissima

Gleditsia triacanthos – valse Christusdoorn

Familie : Fabaceae
Geslacht : Gleditsia

Vegetatief : twijgen zigzag verlopen, knoppen bijeen in het hout verborgen,
een knobbelig gezwollen geheel; doorns, bij de gedoornde vorm: op de
takken, grote doorns enkelvoudig of met 3 bijeen bij elke knop, op de stam,
bosjes gemene tot 20cm lange doornen, opgelet! als straat- en parkboom
verkiest men ongedoornde vormen
Generatief : zeer grote bruinzwarte peulen, dikwijls sikkelvormig gedraaid, tot
35 cm lang
Silhouet : vrijstaand, snelgroeiende boom met een hoge, bochtige stam;
kroon, schermvormig, slank, los en luchtig, ‘s winters erg knokig met gekrulde twijgen

Van Gleditia triacanthos