Larix decidua – Europese lork

Larix, loofverliezende naaldbomen. Snelgroeiende bomen, vooral in de
jeugd, met open kegelvormige kroon. De naalden staan verspreid aan de
jongere lange loten, in bundels aan de korte loten. Het meestal frisgroene
loof wordt in de herfst geel of oranje voor het afvallen. Kegels blijven lang
zitten. In onze streken wordt hoofdzakelijk L.decidua aangeplant.
tot 35 m hoge torenvormige boom, met een rechte stam, onregelmatig tot
kegelvormige groei, takken horizontaal afstaand of overhangend, met naar
boven gerichte toppen. Naalden met 30 tot 40 in bundels. Heldergroen,
herfstkleur goudgeel? Vrouwelijke bloemen robijnrood in de lente tussen
het jonge loof. Na rijping, eivormige bruine kegel 25-40 x 20-25 mm.
Algemeen in bossen, als windscherm in grote groepen in parken.
Alleenstaand op een ruime plaats.

Sequoiadendron giganteum – mamoetboom

Familie : Cupressaceae
Geslacht :
Sequoiadendron giganteum, behoort tot de
allergrootste bomen in de wereld, in Californië tot 100 m hoog en 12 m
breed, bij ons bereikt hij 50 m, silhouet vrijstaand regelmatig smal
piramidaal, zeer dikke roodbruine, sponsachtige en vezelige schors,
afwisselend geplaatste takken, licht afhangend en aan de uiteinden
opgaand. Groenblijvend, naalden schubachtig, scherp gepunt, 3 bijeen,
straalsgewijs ingeplant, groen tot blauwgroen. Kegels elliptisch, 5 tot 8 cm
lang en 3 tot 5 cm dik, roodbruin, eerst staand dan afhangend.
Zeer decoratieve boom voor parken en grote objecten, alleenstaand op
een ruime plaats of in kleine groepen in bos en park.

Van Sequoiadendron giganteum

Pinus sylvestris – grove den

Familie : Pinaceae
Geslacht : Pinus

Van Pinus sylvestris

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Een pen- of hartwortelstelsel, die soms tot meters diep gaat.
Stam: In bossen hebben de bomen een hoge rechte stam, vrijstaande bomen zijn vaak grillig gevormd. De afschilferende schors is roodbruin, maar onderaan donkerbruin.
Takken: Takken met knoppen zonder hars. De schubben zijn aan de top teruggebogen.
Bladeren: De wintergroene naalden groeien in paren en zijn 3 tot 7 cm lang. De naalden zitten eerst in een omhulling van vliezige schubben. Ze zijn halfrond, van onderen grijsgroen, van boven donkergroen, gestreept en aan de top toegespitst.
Bloemen: Aan de top van de jongste takken groeien 1 of enkele rozerode vrouwelijke kegels, aan de voet van dezelfde of andere jonge takken staan veel geelbruine mannelijke kegels dicht bij elkaar.
Vruchten: De rijpe, houtige kegels houtig worden tot 7 cm en hebben een korte steel.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot natte, voedselarme, zure grond (zand en hoogveen).
Groeiplaatsen: Heide, zandverstuivingen, hoogvenen, dennenbossen, soms in de duinen.

Verspreiding
Wereld: Europa, Klein-Azië en een groot deel van Siberië. Van nature ontbreekt de boom vrijwel in het West-Europese kustgebied, afgezien van Schotland.

Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land. Elders zeldzamer.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Van de stammen werden vroeger scheepsmasten gemaakt. Ook leverde de boom terpentijn, hars en teer. Het hout noemt men grenen, het is sterk, zacht en gemakkelijk te bewerken. Hout van de Fijnspar (kerstboom) noemt met vuren.

Fraxinus excelsior – gewone es

Familie : Oleaceae
Geslacht : Fraxinus

Vegetatief : groengrijze twijgen en takken met lenticellen en kenmerkende dikke,
zwarte tegenoverstaande, mijtervormige knoppen, twijgen dikwijls afgeplat
Generatief : platte, lancetvormige, enkelvoudige, gevleugelde, nootjes (3 tot 4
cm) in pluimen, die s’ winters nog in de boom hangen
Silhouet : als vrijstaande boom, een open, regelmatig opgebouwde, breed ovale
kroon, later met een overhangende, uitzakkende vertakking, doch de twijgen groeien weer omhoog ( als de armen van een kroonluchter); ook als hakhout, onderbeplanting, bosplantsoen

Van Fraxinus excelcior

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: April en mei.
Wortels: Een hartwortelstelsel.
Stam: Een rechte stam. De oorspronkelijke groeitop blijft de top van de stam. De schors is tamelijk glad, dun en wat gelig. Bij ouderdom ontstaan kloven.
Takken: Een open kroon. De jonge takken zijn vrij dik. De knopschubben zijn zwart.
Bladeren: De geveerde bladeren staan tegenover elkaar. Ze bestaan uit 7 tot 13 eironde tot langwerpige, toegespitste, getande deelblaadjes. Alleen aan de onderkant zijn ze langs de middennerf behaard.
Bloemen: De bloeiwijze is pluimvormig (gedrongen bij mannelijke bloemen en los bij tweeslachtige of vrouwelijke bloemen). De bloemen groeien in de oksels van afgevallen bladeren, vooral aan de top van de takken. Het is een naaktbloeier (er is dus geen kelk en kroon). De meeldraden zijn donker paarsbruin, maar worden later groenachtig. De bloemen staan in groepjes en verschijnen al voor de bladeren.
Vruchten: De langwerpige nootjes zijn plat-eivormig en gevleugeld.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond (klei, mergel, zand, leem, kleihoudend laagveen, zavel en löss).
Groeiplaatsen: Loofbossen en struikgewas.

Verspreiding
Wereld: In West-, Midden- en Oost-Europa, vanaf Noord-Spanje en de Balkan tot in Zuid-Scandinavië. Ook in de Kaukasus en in aangrenzende berggebieden.

Nederland: Algemeen.
België: Algemeen, maar zeldzaam in de Hoge Ardennen.

Wetenswaardigheden
Het hout van de Es is lichtgekleurd, taai en sterk. Vanwege deze elasticiteit wordt het gebruikt voor liggers van gymnastiektoestellen en voor stelen van bijlen en spades. Ook wordt het vanwege de vlamtekening gebruikt voor meubels, vloeren en trappen. De duurzaamheid van essenhout bij buitengebruik is echter vrij laag. Vroeger was de Es bij de Scandinaviërs een heilige boom. De Es was het symbool van de levenskracht. In de Noorse mythologie sneed Odin, de oppergod, de eerste mens uit een stuk essenhout. Yggdrasil, de boom der wereld, was een reusachtige Es, waarvan de wortels tot in de diepste diepten van de hel groeiden en de kroon tot in het hoogste van de hemel reikte, terwijl de stam beide verenigde. Een ziek kind, dat men door de spleet in een gescheurde Es liet gaan, zou genezen en brandende blokken essenhout verdreven kwade geesten uit een vertrek.

Fagus sylvatica – gewone beuk

Familie : Fagaceae
Geslacht : Fagus

Vegetatief : in twee rijen geplaatste knoppen, onder een hoek van 45°tot 60°van
de twijg af, spoelvormig en glimmend roodbruin; twijgen vaak zigzag verlopend;
blad, bij jonge bomen vallen de verdroogde bladeren, s’ winters vaak niet van
de takken af, geelbruine herfstkleur, bladeren moeilijk verteerbaar
Generatief : eetbare nootjes in een gestekelde bolster
Silhouet : geschikt als haagplant, als vrijstaande boom tot 30 m, bomen breed
koepelvormig, met krachtige gladde hoofdtakken, vraagt veel ruimte en geeft
veel schaduw, laat weinig licht door; als bosboom tot 40 m, met lange stam

Van Fagus sylvatica

Beschrijving
Afmeting: 24 tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: April en mei.
Stam: De schors is vrij dun, grijs en glad. In bossen hebben de bomen meestal een lange kale stam en een dichte kroon. Een vrijstaande boom heeft een regelmatige en bijna bolronde kroon. De stam heeft op enkele meters hoogte 2 even grote, rechtopstaande, zware takken.
Takken: De takken zijn glanzend lichtbruin. De roodbruine knoppen worden tot 2 cm lang. Ze zijn smal en spits en staan scheef af.
Bladeren: De eivormige, tot 10 cm grote bladeren hebben een spitse top en een gegolfde of soms een getande en gewimperde rand en een korte steel. In de jeugd zijn ze zijdeachtig behaard. De zijnerven lopen door tot aan de bladrand. Eerst zijn ze doorschijnend lichtgroen en rimpelig, later worden ze glanzend donkergroen.
Bloemen: De groenachtige bloemen verschijnen tegelijk met de bladeren. De mannelijke bloemen zijn bolvormig en hangen aan een lange, zijdeachtig behaarde steel. Elke bloem heeft een roodbruin, klokvormig bloemdek en 4 of meer meeldraden. De vrouwelijke bloemen staan meestal met 2 bij elkaar. Ze staan rechtop op een dik steeltje.
Vruchten: De bruine bolsters zijn stekelig en houtig. Ze springen met 4 kleppen open en bevatten 1 tot 3 driekantige noten (de beukennootjes).

Biotoop
Bodem: Beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond. Ook aangeplant op voedselarmere grond (o.a. op löss, zandige leem, zandige klei en grindrijk leem).
Groeiplaatsen: Loofbossen en duinbossen.

Nederland: Algemeen in de hogere delen van Nederland en in de binnenduinen en zeldzaam tot zeer zeldzaam op de Waddeneilanden en in laagveen- en zeekleigebieden.
België: Zeer algemeen in het Maasgebied en in de Ardennen en algemeen in Brabant. Elders vrij zeldzaam en zeer zeldzaam in het kustgebied.

Beuk - Fagus sylvaticaBeuk – Fagus sylvatica

Wetenswaardigheden
Beuken worden 200 tot 300 jaar oud. De Beuk wordt dikwijls als haag aangeplant. Hij kan goed worden gesnoeid en blijft dicht, aangezien hij schaduw verdraagt. Beukenhout is zeer buigzaam en gemakkelijk te draaien, waardoor het uitstekend geschikt is voor het maken van meubilair. Ook wordt het gebruikt voor dwarsliggers en parketvloeren. Het heeft geen knoesten en een fijne nerf, aangezien de takken al jong afvallen of worden verwijderd. Beukenhout is vrij hard en zwaar, goed bewerkbaar maar bros en niet erg duurzaam. Houtkrullen worden gebruikt bij de industriële bereiding van onder meer azijn. Het afvalhout is uitstekend brandhout, dat bijvoorbeeld voor het stoken van ovens en het roken van vis in gebruik is. Beukenhout diende vroeger als materiaal voor drukletters en houtsneden. Het maakte de opkomst van de boekdrukkunst mogelijk (de woorden ‘beuk’ en ‘boek’ houden met elkaar verband). Een cultuurvorm met purperbruine bladeren is de Bruine beuk (cv. ‘Atropunicea’), een van de meest aangeplante sierbomen. Beukennootjes zijn vers niet geschikt voor het eten van grote hoeveelheden: ze bevatten namelijk een klein beetje giftig blauwzuur. Door ze te roosteren wordt het gif verwijderd.