Populus x canascens – grauwe abeel

Familie : Salicaceae
Geslacht : Populus

Vegetatief : jonge twijgen en knoppen grijsviltig, twijgen en knoppen in het
algemeen vlokkig behaard (viltresten), later geheel kaal, grijsbruin gekleurd, kortloten
Silhouet (20-25m) : onregelmatig opgebouwde, brede, losse kroon, stam is dikwijls
slingerend, krom en opvallend lichtgrijs, stam van jonge bomen is opvallend
lichtgrijs, met horizontale ruitvormige strepen en ruitvormige donkere verdiepingen (spijkerschrift), uitlopers afwezig

Beschrijving
Opmerking: Grauwe abeel is de kruising van Witte abeel en Ratelpopulier.
Afmeting: 20 tot 30 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: April.
Wortels: Grauwe abeel heeft veel wortelopslag.
Stam: De gladde schors is grijs of wit met donkere groeven.
Takken: De jonge takken en knoppen zijn witviltig.
Bladeren: Alle bladeren zijn gelijk van vorm. Ze zijn afgerond driehoekig tot rondachtig en grof, ondiep en onregelmatig getand. De bovenkant is donkergroen, de onderkant grijsviltig. Aan de voet zijn de bladeren afgeknot tot zwak hartvormig.
Bloemen: De katjes zijn iets langer en hariger dan die van Witte abeel. De katjesschubben zijn onregelmatig getand, diep ingesneden en gewimperd.

Biotoop
verdraagt verharding maar moet op eigen stam staan

Verspreiding
Wereld: West-, Midden- en Zuid-Europa.

Nederland: Vrij algemeen in de binnenduinen. Vaak aangeplant.
België: Vrij zeldzaam in de duinen. Vaak aangeplant.

Wetenswaardigheden
Bestand tegen zeewind. Het hout is hard en splijtvast en wordt gebruikt voor kisten en pallets. Het spinthout is wit, het kernhout donkerbruin.

Populus tremula – ratelpopulier

Familie : Salicaceae
Geslacht : Polulus

Vegetatief : twijgen aanvankelijk behaard, later kaal en glanzend donkerbruin;
knoppen iets kleverig, stevig en scherp toegespitst
Silhouet (10-20m) : kroon is ovaal tot rond en open, grijze schors met ruitvormige
verdiepingen (spijkerschrift), veel worteluitlopers

Beschrijving
Afmeting: 6 tot soms 25 meter, meestal lager.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Maart en april.
Wortels: Met veel wortelopslag.
Stam: De kroon is ijl en wijdvertakt. De schors is grijsbruin, min of meer glad, maar bij oudere bomen donkergrijs en ruw. Bij opgaande bomen is vaak meer dan de helft van de stam zonder zijtakken.
Takken: Jonge takken zijn vrijwel kaal of ijl behaard.
Bladeren: De bladknoppen zijn spits en vrijwel kaal, de knopschubben zijn kleverig. De lange bladstelen zijn zijdelings samengedrukt. De bladeren bewegen bij elk zuchtje wind bewegend. Ze zijn vrijwel kaal, zwak hartvormig tot rondachtig, hebben een afgeknotte tot iets hartvormige voet, zijn van boven donkergroen en van onderen licht grijsgroen. De bladrand is grof getand-gekarteld. De bladeren zijn niet doorschijnend.
Bloemen: De hangende katjes zijn 5 tot 8 cm lang. De schutbladen zijn zwartbruin en diep ingesneden. De lange wimpers zijn lgrauw wollig. De bloemen hebben 2 stempels, zijn 2-delig, paarsachtig en bevatten 5 tot 17 meeldraden.
Vruchten: De vruchtkatjes worden 5 tot 12 cm lang.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot matig vochtige, voedselarme tot voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, lichte grond (zand, leem, veen en mergel).
Groeiplaatsen: Bosranden, hakhout, struikgewas, houtwallen, pionier op kapvlakten, duinen, open plekken in bossen en langs wegen en spoorwegen.

Verspreiding
Wereld: Gematigde en koude streken in Europa en Azië en Noordwest-Afrika.

Nederland: Algemeen op de zandgronden in het noordoosten, oosten, midden en zuiden en in de binnenduinen.
België: Algemeen, maar zeldzaam in het kustgebied.

Wetenswaardigheden
In sommige streken geloofde men dat het trillen van de bladeren schuldgevoelens waren, het hout voor het kruis waaraan Christus stierf zou volgens de legende van de Ratelpopulier afkomstig zijn. De bladeren trilden van schaamte omdat de boom als enige bij de dood van Christus niet zijn takken liet hangen.

Populus alba – witte abeel

Familie : Salicaceae
Geslacht : Poplus

Vegetatief : jonge loten en knoppen witviltig, knoppen eirond, eindknop niet
veel groter dan de zijknoppen; schors, grijze schors met zwarte ruitvormige
verdiepingen, spijkerschrift, schors van oudere bomen is aan de stam diepgegroefd en bijna zwart
Silhouet : forse struik of boom, met een bochtige stam en een losse, ronde,
grillige kroon, veel wortelopslag

Van Polplus alba

Beschrijving
Afmeting: 18 tot 30 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Maart en april.
Wortels: Wortelstelsel tot een doorsnede van 25 meter, veel wortelopslag.
Stam: Een brede kroon, schors eerst wit, later glad en grijs, tenslotte ruw met ruitvormige holten, aan de voet van de stam gegroefd.
Takken: Jonge takken witviltig.
Bladeren: Bovenkant donkergroen, onderkant witviltig, meer breed dan lang, eirond, handvormig gelobd tot gespleten, 3 tot 5 grofgetande lobben, meestal een iets hartvormige voet, aan de lange takken diep ingesneden, die van de korte takken ondiep ingesneden.
Bloemen: Katjes ongeveer 5 cm, korter en stijver dan die van Ratelpopulier, bloemen met bruine ondiep getande tot bijna gaafrandige iets gewimperde schutbladen, 6 tot 10 meeldraden, 4 geelachtige tot roze stempels.
Vruchten: Vruchtkatjes 8 tot 10 cm.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op vrij droge tot meestal vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, meestal kalkhoudende grond.
Groeiplaatsen: Duinbossen, bossen, struikgewas en langs wegen.

Verspreiding
Wereld: Van het Middellandse-Zeegebied door Midden- en Oost-Europa tot in Centraal-Azië. Ook in Noord-Afrika. Ingeburgerd in een aantal landen in West-Europa.

Nederland: Vaak aangeplant. Algemeen ingeburgerd aan de binnenduinrand en aan de randen van de rivierdalen.
België: Vaak aangeplant. Ingeburgerd in het laagland, vooral in de duinen.

Wetenswaardigheden
Goed bestand tegen zeewind. Volgens een Griekse legende was de boom oorspronkelijk zwart. Hercules streed met een twijgenkrans van de boom tegen Cerberus, de bewaker van de onderwereld. Door het zweet van Hercules werden de twijgen wit, aldus de legende.

Platanus x hispanica

Familie : Platanaceae
Geslacht : Platanus

Vegetatief : twijgen zigzag verlopend, verspreide roodbruine knoppen,
knoppen driehoekig (conisch) met een ronde basis, omgeven door een
bladmerk, de knoppen zaten verscholen in de bladsteel, achter de knop een
ring om de twijg
Generatief : nootvruchtjes in bolvormige hoofdjes geplaatst, meestal meerdere
hoofdjes bijeen
Silhouet (20-30m) : vrijstaand, brede schilderachtige, grillige kroon, vaak verscheidene
zware hoofdtakken en kronkelige zijtakken, opvallend gevlekte bast, door
afschilferende schorsplaten; zware snoei wordt goed verdragen (knotten, leiden, kandelaberen)

Kan op oudere leeftijd worden verplant
Vormt snel zware kroon, steeds extra boompaal plaatsen

Van Platanus x hispanica

Pinus sylvestris – grove den

Familie : Pinaceae
Geslacht : Pinus

Van Pinus sylvestris

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Een pen- of hartwortelstelsel, die soms tot meters diep gaat.
Stam: In bossen hebben de bomen een hoge rechte stam, vrijstaande bomen zijn vaak grillig gevormd. De afschilferende schors is roodbruin, maar onderaan donkerbruin.
Takken: Takken met knoppen zonder hars. De schubben zijn aan de top teruggebogen.
Bladeren: De wintergroene naalden groeien in paren en zijn 3 tot 7 cm lang. De naalden zitten eerst in een omhulling van vliezige schubben. Ze zijn halfrond, van onderen grijsgroen, van boven donkergroen, gestreept en aan de top toegespitst.
Bloemen: Aan de top van de jongste takken groeien 1 of enkele rozerode vrouwelijke kegels, aan de voet van dezelfde of andere jonge takken staan veel geelbruine mannelijke kegels dicht bij elkaar.
Vruchten: De rijpe, houtige kegels houtig worden tot 7 cm en hebben een korte steel.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot natte, voedselarme, zure grond (zand en hoogveen).
Groeiplaatsen: Heide, zandverstuivingen, hoogvenen, dennenbossen, soms in de duinen.

Verspreiding
Wereld: Europa, Klein-Azië en een groot deel van Siberië. Van nature ontbreekt de boom vrijwel in het West-Europese kustgebied, afgezien van Schotland.

Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land. Elders zeldzamer.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Van de stammen werden vroeger scheepsmasten gemaakt. Ook leverde de boom terpentijn, hars en teer. Het hout noemt men grenen, het is sterk, zacht en gemakkelijk te bewerken. Hout van de Fijnspar (kerstboom) noemt met vuren.

Picea abies

Familie : Pinaceae
Geslacht : Picea

Vegetatief
: donkergroen loof, naalden zijn zeer dicht spiraalvormig geplaatst,
zittend afgeplat, niet in bundels, naalden kort (15 tot 25 mm), sterke,
prikkelend, zoete geur
Generatief : rijpe vrouwelijke kegel lang, tot 15 cm, kegelschubben doen
Silhouet (20-30m) : torenvormig, in dichte bestanden erg smal, soms met hangende
loten, soms met zware takken bij de voet, nooit met brede top

Van Picea abies

Paulownia tomentosa – Anna Paulowniaboom

Familie : Paulowniaceae
Geslacht : Paulownia

Vegetatief : twijgen hol of met gebroken merg, twijgen dik, aanvankelijk dicht
behaard, twijgen met lenticellen, overstaande kleine (bijna onzichtbare)
bladknoppen, grote bladmerken, opgelet twijgen lijken op twijgen van Catalpa
maar knoppen van Paulwonia staan meestal tegenover elkaar in tegenstelling
tot Catalpa (kransgewijs)
Generatief : eivormige doosvruchten (4cm) met puntige top, kleppen
openspringend, talrijke zaden met doorzichtige vleugels; overwinterende
bloemknoppen, roestbruine eindstandige pluimen met bolle bloemknoppen
(opgelet! gevaar voor bevriezen)
Silhouet (10-15m) : vrij snel groeiende boom, met brede, luchtige, ronde kroon, stam tot
op hoge leeftijd vrij glad en grijs, dikke uitstaande takken; twijgen, opstijgend

Van Paulownia tomentosa

Liriodendron tulipifera – tulpenboom

Familie : Magnoliaceae
Geslacht : Liriodendron

Vegetatief : knoppen 2 schubbig, gesteeld, glad en afgeplat ( als een
beverstaart), donkerviolet, opgevouwen blad in de knop, groenachtig tot
roodbruine twijgen met lenticellen, aanvankelijk lila-berijpt , groot bladmerk
Generatief : hoog in de boom lichtbruine, niet openspringende kokervruchten,
die lang aanblijven
Silhouet (20-25m) : vrijstaand, snelle jeugdgroei met een rechte doorgaande stam;
kroon, aanvankelijk torenvormig, later breed met uitzakkende, dichte kroon

Liriodendron, dit geslacht omvat slechts 2 soorten. De soort die bij ons
wordt toegepast is hoofdzakelijk L.tulipifera.
Prioriteitenlijst BA1, Liriodendron tulipifera. Het zijn grote
bladverliezende bomen (bij ons tot 25 m), met een gegroefde schors. De 4
lobbige bladeren staan verspreid, zijn lang gesteeld en hebben een
typisch recht ‘afgeknipt’ blad (afgeplatte tot breed ingesneden bladtop)
met meestal twee zijlobben. De bladvoet is afgrond. De bovenzijde is
heldergroen, de onderzijde grijsgroen. Opvallend gele herfstkleur. De
bloemen zijn tulpvormig, geelgroen met oranje vlekken aan de voet van
ieder bloemblad. Bloemen zitten vaak hoog aan de boom. Weinig
opvallende groene vruchten tot 10 cm lang, lijkende op slanke kegels.
Rechte doorgaande stam met aanvankelijk een kegelvormige kroon, pas
op latere leeftijd een brede kroon van 6-10 m.
Opvallend als alleenstaande parkboom en in brede lanen of straten. Hier
en door met succes in verharding toegepast. Sterke boom die weinig last
heeft van ziekten en goed bestand is tegen luchtverontreiniging.

Van liriodendron tulipifera

Liquidambar styraciflua

Familie : Altingiaceae
Geslacht : Liquidambar

Vegetatief
: twijgen, aromatisch, jonge twijgen aan de zonzijde roodbruin, aan
de schaduwzijde groen, op twijgen en takken vaak kurklijsten; knoppen, lang
toegespitst, rood/groen; schors, reeds op jeugdige leeftijd een diepgegroefde schors
Generatief : ronde, houtige, gehoornde doosvruchtjes bijeen aan een lange
steel (stekelballen) (let op: gelijkend op die van plataan), 2 tot 2½ cm, met
daarin gevleugelde zaden, de hele winter aan de boom blijvend
Silhouet (15 -20m) : vrijstaand met een rechte doorgaande stam, de kroon is
aanvankelijk vrij smal (strakke kegel), later breder (koepelvormig), of door
takbreuk, onregelmatig, met bochtige, opstijgende takken

Van Liquidambar stiraciflua

Juglans regia – okkernoot

Familie : Juglandaceae
Geslacht : Juglans

Vegetatief : jonge twijgen aromatisch, dik, glad glimmend groen met
opvallende lenticellen, oudere twijgen en takken, grijs, dikwijls zwaar gedraaid
maar schraal; stompe kegelvormige purperbruine knoppen, grote hartvormige
bladmerken; bast, aanvankelijk glad en zilvergrijs, op latere leeftijd in de
lengte verlopende groeven
Generatief : steenvrucht met leerachtige buitenwand, houtige binnenwand en
eetbare inhoud, bloeiwijze in de oksel van het afgevallen blad op het éénjarig hout
Silhouet (20m) : vrijstaand, vaak brede lage kroon; op beschutte plaatsen ronde kroon

Van Juglans regia