Larix decidua – Europese lork

Larix, loofverliezende naaldbomen. Snelgroeiende bomen, vooral in de
jeugd, met open kegelvormige kroon. De naalden staan verspreid aan de
jongere lange loten, in bundels aan de korte loten. Het meestal frisgroene
loof wordt in de herfst geel of oranje voor het afvallen. Kegels blijven lang
zitten. In onze streken wordt hoofdzakelijk L.decidua aangeplant.
tot 35 m hoge torenvormige boom, met een rechte stam, onregelmatig tot
kegelvormige groei, takken horizontaal afstaand of overhangend, met naar
boven gerichte toppen. Naalden met 30 tot 40 in bundels. Heldergroen,
herfstkleur goudgeel? Vrouwelijke bloemen robijnrood in de lente tussen
het jonge loof. Na rijping, eivormige bruine kegel 25-40 x 20-25 mm.
Algemeen in bossen, als windscherm in grote groepen in parken.
Alleenstaand op een ruime plaats.

Rhus typhina – fluweelboom

Van rhus typhina

Rhus, tot dit geslacht behoren 150 soorten uit de tropen en subtropen.
Bladverliezende bomen of struiken, met een zeer losse en brede groei.
Bladeren van de bij ons gebruikte soorten staan verspreid, zijn 3-delig of
geveerd. De bloemen in juni zijn onopvallend en staan in grote,
geelgroene eind- of okselstandige pluimen. De kolfachtige, viltachtige
vruchtpluimen kleuren (rood) in augustus en blijven tot vroeg in het
voorjaar.
Veel soorten vormen worteluitlopers, groeien op de meeste niet te natte
bodems en worden over het algemeen niet erg oud

Salix babylonica ‘Tortuosa’- krulwilg

Kronkelwilg of gedraaide wilg wordt deze soort van Salix genoemd. In de buurt van water zijn ze het meest aan te treffen. Wilg en water horen voor velen bij elkaar. Kronkelwilg kan ook heel goed groeien zonder direct de link te leggen met water. De grond moet flink humeus en vochthoudend zijn om een decoratieve struik te laten ontstaan.

Tot voor kort werd de kronkelwilg Salix matsudana ‘Tortuosa’ genoemd. Maar (‘what’s in a name?’) de kronkelwilg is er hetzelfde door gebleven. De kronkelwilg is te rangschikken in het rijtje van struiken met een architectonische uitstraling.
[Kronkelwilg]
Een kronkelwilg in het voorjaar. De bladen beginnen uit te lopen.
Die uitstraling zit vooral in de kurkentrekkerachtige, gedraaide twijgen. In het voorjaar, wanneer nog geen blad aan de struik zit, worden takken gesneden voor gebruik in de bloemsierkunst. Hoge takken voor op een grote vaas zijn vooral te koop in de periode voor de paasdagen. Wie permanent een in het oog springende draai aan z’n tuin wil geven, kiest zorgvuldig een plaats in de tuin, waar kronkelwilg alleenstaand tot z’n recht komt.

De herkomst van de kronkelwilg is vaag. Sommigen zeggen, dat deze wilg in Oost-Azië inheems is. Anderen beweren dat kronkelwilg een in cultuur gebrachte speling van de natuur is. Voor gebruik in de tuin als architectonisch object maakt de herkomst niets uit. Tenslotte gaat het erom wat je er zelf in ziet: de fraai spiraalsgewijs gedraaide takken en/of de (tuin)architectonische waarde van de struik.

Een kronkelwilg wordt tot wel twaalf meter hoog. De uiterlijke verschijningsvorm is opgaand breed vaasvormig. De bladen zijn lijnvormig tot lancetvormig en worden vijf tot zes centimeter lang. Ook de bladen vertonen een lichte spiraalvormige draaiing. De bovenzijde van het blad is sappig groen en de onderzijde geelgroen van kleur. Jonge twijgen zijn eveneeens geelgroen van kleur. Naarmate ze ouder worden verkleuren ze naar donkergrijs. Soms komt het voor dat één of meer twijgen in een platte, bandvormige vorm groeien. Dit verschijnsel wordt bandvorming of fasciatie genoemd. Ook bij Forsythia komt dit verschijnsel wel eens voor.
Voor een goede groei moet een kronkelwilg op een voedzame, liefst vochtige humusgrond worden geplant.

Snoeien
Salix babylonica var. pekinensis ‘Tortuosa’ of kortweg Salix babylonica ‘Tortuosa’ genoemd, behoeft eigenlijk maar eens in de drie jaar een snoeibeurt: in de herfst tot uiterlijk het begin van het voorjaar. Verwijder dan oude takken en laat de jongere ongemoeid. Kruisende of naar binnen groeiende scheuten/takken kunnen ook beter worden verwijderd. De struik moet een open vorm houden.

Stekken
Een kronkelwilg kan worden gestekt. Een jonge, korte scheut leent zich daar het beste voor. Takken die bij de bloemist worden gekocht om op vaas te zetten, bewortelen maar zelden. Meestal zijn de takken al geruime tijd geleden gesneden voor ze in de winkel arriveren en daardoor te uitgedroogd. Als u zeker bent van verse takken, dan is beworteling wellicht wel realistisch. Plaats de takken in heel vochtig zand. Laat de stek daarin een halfjaar of meer staan. Daarna is het jonge struikje te verplanten naar een plaats, die u goed dunkt.

Davidia involucrata ‘vilmoriniana’ – zakdoekenboom

Davidia, van het geslacht Davidia is slechts een soort bij ons bekend,
namelijk Davidia involucrata.

Van davidia involucrata

De soort wordt nauwelijks gekweekt, wijdvertakte brede boom, met een brede
kroon, 8 tot 10 m hoog. De schors van oudere bomen is ruw en schilfert in
kleine plaatjes af. Dikke opgaande takken. Grote hartvormige bladeren op
die van linden gelijkend, donkergroen met een grofgezaagde bladrand.
Opvallende bloeiwijze in mei/juni tijdens het uitlopen. De bloemen zitten in
onaanzienlijke bloemhoofdjes, omgeven door twee grote roomwitte
schutbladen (vaantjes, zakdoeken) van ongelijke lengte tot 15 cm lang.
Ovale, walnootachtige vruchten aan een lange steel.
Zeer mooie bomen voor tuinen en parken. Jonge bomen zijn
vorstgevoelig, oudere bomen zijn goed winterhard.
De boom kan een onaangename geur verspreiden.

Ernest Wilson, die zaden in China moest verzamelen voor de Engelse firma Veitch, omschreef de boom als de interessantste en mooiste van alle bomen van het gematigde halfrond.

Zaden kiemen moeilijk
De Franse missionaris Armand David ontdekte als eerste de vaantjesboom in het westen van China. Naar hem is deze boom Davidia involucrata door de toenmalige directeur van de Jardin des Plantes in Parijs genoemd. In 1899 werd een Engelse expeditie uitgerust om in het westen van China speciaal van deze boom zaden te verzamelen. Maar wat men toen nog niet wist, was dat in 1897 al zaden gezonden waren naar de Franse kweker Maurice de Vilmorin. Van alle zaden die door deze kweker waren uitgezaaid, kwam er maar één tot kiemen. In 1906 bloeide de zaailing voor het eerst. Tot op de dag van vandaag kiemen zaden van Davidia nog steeds moeilijk.

Davidia behoort tot de kleine familie van de Nyssaceae, waar een andere, ook zeldzame boom toe behoort: de tupeloboom (Nyssa silvatica). Wat het meest opvalt aan de vaantjesboom, zijn de bloemen die mei – juni verschijnen.

De knikkergrote, op bramen lijkende bruinzwarte vruchten zijn omgeven door twee vaalwitte schutbladen.

Een boom in bloei wekt een associatie op met een ’te gekke’ droogmolen, waaraan flodderige zakdoeken hangen. Met deze typering doe je de vaantjesboom echt te kort. Het is een fantastisch gezicht al dat bleekgroen met het donkergroen gecombineerd. De bloesem hangt aan lange, dunne stelen en danst op het geringste zuchtje wind heen en weer. Het schouwspel is het mooiste als je vanonder tegen de boom aankijkt. Er moet wel wat geduld worden opgebracht om de vaantjesboom in bloei te zien. Afhankelijk van de leeftijd die de boom bij aankoop heeft, komt de boom pas na ongeveer vijftien jaar in bloei. Om de groei en bloei te versnellen moet de boom diep in vruchtbare grond worden geplant. Wie een middelgrote of grote tuin heeft, kan zich geen mooiere en uitzonderlijke boom wensen. De boom bereikt een maximale hoogte van twintig meter, de breedte is dan ongeveer vijf meter. De kroonvorm is breed eirond. Een goede soort is Davidia involucrata var. vilmoriniana.

Verzorging
Koop Davidia uitsluitend als boom op hoge stam. Een meerstammige boom of struik is lang niet zo mooi om te zien. De boom is bladverliezend. De bladeren kunnen ongelijkmatig door de herfst heen afvallen. Dit is beslist niet abnormaal en moet dan ook niet voor een ziekte worden aangezien.
Geef de vaantjesboom uitsluitend een begeleidingssnoei als er concurrentie ten opzichte van de harttak of spil optreedt. Snoei concurrenten voor driekwart van hun lengte weg. Volgroeide bomen moeten zo min mogelijk worden gesnoeid. Sterke snoei verminkt de boom en wordt slecht verdragen. De vaantjesboom bloeit op meerjarig hout. Karakteristiek voor de groei zijn de lange scheuten met korte zijscheuten.

Araucaria araucana – apenboom – slangenden

Familie : Araucariaceae

Araucaria, merkwaardig gevormde bomen met keiharde donkergroene
schubben, bladeren wintergroen, naald-of schubvormig, bloemen
eenslachtig, tot grote bolronde kegels verenigd, slechts een soort wordt
bij ons aangeplant, A. araucana,
Prioriteitenlijst BA1 Araucaria araucana, in zijn thuisland van 30 tot 50 m,
bij ons zelden meer dan 15 m hoog, stam recht. Kroon kegelvormig,
takken in kransen, loodrecht afstaand, hoger in de kroon opgaand.
Bladeren breed driehoekig, scherp gepunt, spiraalsgewijs en overlappend
rond de scheut geplaatst, 2 tot 5 cm. Kegels 15 tot 20 cm. Gebruik als
solitair.

Van Araucaria araucana

Pinus sylvestris – grove den

Familie : Pinaceae
Geslacht : Pinus

Van Pinus sylvestris

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Een pen- of hartwortelstelsel, die soms tot meters diep gaat.
Stam: In bossen hebben de bomen een hoge rechte stam, vrijstaande bomen zijn vaak grillig gevormd. De afschilferende schors is roodbruin, maar onderaan donkerbruin.
Takken: Takken met knoppen zonder hars. De schubben zijn aan de top teruggebogen.
Bladeren: De wintergroene naalden groeien in paren en zijn 3 tot 7 cm lang. De naalden zitten eerst in een omhulling van vliezige schubben. Ze zijn halfrond, van onderen grijsgroen, van boven donkergroen, gestreept en aan de top toegespitst.
Bloemen: Aan de top van de jongste takken groeien 1 of enkele rozerode vrouwelijke kegels, aan de voet van dezelfde of andere jonge takken staan veel geelbruine mannelijke kegels dicht bij elkaar.
Vruchten: De rijpe, houtige kegels houtig worden tot 7 cm en hebben een korte steel.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot natte, voedselarme, zure grond (zand en hoogveen).
Groeiplaatsen: Heide, zandverstuivingen, hoogvenen, dennenbossen, soms in de duinen.

Verspreiding
Wereld: Europa, Klein-Azië en een groot deel van Siberië. Van nature ontbreekt de boom vrijwel in het West-Europese kustgebied, afgezien van Schotland.

Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land. Elders zeldzamer.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Van de stammen werden vroeger scheepsmasten gemaakt. Ook leverde de boom terpentijn, hars en teer. Het hout noemt men grenen, het is sterk, zacht en gemakkelijk te bewerken. Hout van de Fijnspar (kerstboom) noemt met vuren.