Quercus ilex – steeneik

Een steeneik (Fagaceae) bloeit omstreeks mei met goudgele, manlijke katjes. Vrouwelijke bloemen zijn groenachtig en onopvallend. Na de bevruchting verschijnen vrij lange, één tot twee centimter grote eivormige eikels aan de jonge geelviltige twijgen van de boom of struik.
De steeneik is bijzonder goed bestand tegen wind en in het bijzonder zeewind. Een steeneik moet in ons klimaat op een beschutte plaats worden geplant. Kalkrijke klei- en zandgrond komt in aanmerking. De eerste jaren moet de boom/struik tegen vorst worden beschermd.

Van Malus sargentii 'rosea'

Sophora japonica – honingboom

Van Sophora japonica

Gebruik : parkbeplanting,solitair

Habitat : laan- en parkbeplanting.Goed bestand tegen luchtvervuiling.

Hoogte : 2000 – 2500 cm

bijzondere kenmerken :
Bloemkleur : geelwit
Bloeiperiode : aug – aug
Bloemen : vlinderachtig, in lange, hangende trossen van wel 30 cm
Bladkleur : geel
Wintergroen : neen
Bladeren : 20 à 25 cm lang, geveerd, onderzijde behaard. Groeien aan opvallend gele twijgen.
Vruchten : 5-8 cm lange peulen die op kralenkettingen lijken

standplaats en vereisten
Standplaats : zonnig halfschaduw
Vochtigheid : droog,normaal
Zuurtegraad : neutraal
Winterhard : ja

onderhoud

bijzonderheden
geelbladige cultivar die goed tegen droogte kan en ziekteresistent is. Ronde kroon, die later de vorm van een paraplu aanneemt. Bloeit hartje zomer, wanneer de meeste andere bomen al uitgebloeid zijn, maar pas vanaf het tiende jaar of later.

Tillia platyphyllos – zomerlinde – grootbladige linde

Familie : Malvaceae
Geslacht : Tilia

Tilia, het geslacht telt ongeveer 50 soorten, het zijn bladverliezende,
meestal hoge, dicht vertakte bomen, die zeer oud kunnen worden. De
kroon is zeer regelmatig gevormd en bijna rond. De schors is aanvankelijk
glad, later ondiep gegroefd. Enkele soorten vormen veel uitlopers aan de
voet van de stam. Het blad staat verspreid en is meestal hartvormig met
een min of meer scheve bladvoet en een gezaagde bladrand. De
geelachtig of naar wit kleurende bloemen zijn omgeven door een
membraanachtig, lancetvormig schutblad. De bloemen bevatten veel
nectar en geuren sterk. Linden zijn hierdoor uitstekende
bijen/drachtplanten. De vrucht is bolvormig en heeft een houtige wand.
Linden kunnen zeer oud worden. Vele oude linden hebben zowel
historische als monumentale waarde, vrijstaande oude linden zijn van een
unieke schoonheid (dorpslinde, …).
Gebruik, alleenstaand in park of tuin, in het landschap of op een plein als
schaduwboom. Slechts enkele soorten zijn prima straat- en pleinbomen,
vele linden zijn gevoelig voor bladluizen (lindenbladluis) en ‘druipen’. Druipen,
ten gevolge van de lindenbladluis, die een suikerhoudend
kleverig vocht (honingdauw) afscheidt druipt/druppelt er een kleverige
substantie op alles wat onder bepaalde linden staat. Hierop gaat meestal
een zwarte schimmel (=roetdauw) leven. Minder gevoelig voor luis zijn
onder andere T.tomentosa ‘Brabant’, T.x europea ‘Euchlora’.
Linden verdragen snoeien goed, leilinden zijn dan ook een bekend beeld.
Vrijstaande linden zijn grote bomen en vragen veel ruimte.

Van Tillia Platiphyllos

Sequoiadendron giganteum – mamoetboom

Familie : Cupressaceae
Geslacht :
Sequoiadendron giganteum, behoort tot de
allergrootste bomen in de wereld, in Californië tot 100 m hoog en 12 m
breed, bij ons bereikt hij 50 m, silhouet vrijstaand regelmatig smal
piramidaal, zeer dikke roodbruine, sponsachtige en vezelige schors,
afwisselend geplaatste takken, licht afhangend en aan de uiteinden
opgaand. Groenblijvend, naalden schubachtig, scherp gepunt, 3 bijeen,
straalsgewijs ingeplant, groen tot blauwgroen. Kegels elliptisch, 5 tot 8 cm
lang en 3 tot 5 cm dik, roodbruin, eerst staand dan afhangend.
Zeer decoratieve boom voor parken en grote objecten, alleenstaand op
een ruime plaats of in kleine groepen in bos en park.

Van Sequoiadendron giganteum

Morus alba – witte moerbei

Morus, dit geslacht omvat 12 soorten. De moerbeien die bij ons worden
aangeplant zijn voornamelijk M.alba en M.nigra. Moerbeien worden al
zeer lang gekweekt. Oude exemplaren tref je hier en daar nog aan in
kloostertuinen en landgoederen. Het zijn bladverliezende bomen of
struiken met verspreid staande, melksap houdende, veelvormige
bladeren, eenslachtige onopvallende bloemen en op bramen lijkende witte
of donkerrode, eetbare schijnvruchten lijkend op bramen. De vruchten van
M.nigra zijn het meest smakelijk.

Van Morus alba