Populus tremula – ratelpopulier

Familie : Salicaceae
Geslacht : Polulus

Vegetatief : twijgen aanvankelijk behaard, later kaal en glanzend donkerbruin;
knoppen iets kleverig, stevig en scherp toegespitst
Silhouet (10-20m) : kroon is ovaal tot rond en open, grijze schors met ruitvormige
verdiepingen (spijkerschrift), veel worteluitlopers

Beschrijving
Afmeting: 6 tot soms 25 meter, meestal lager.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Maart en april.
Wortels: Met veel wortelopslag.
Stam: De kroon is ijl en wijdvertakt. De schors is grijsbruin, min of meer glad, maar bij oudere bomen donkergrijs en ruw. Bij opgaande bomen is vaak meer dan de helft van de stam zonder zijtakken.
Takken: Jonge takken zijn vrijwel kaal of ijl behaard.
Bladeren: De bladknoppen zijn spits en vrijwel kaal, de knopschubben zijn kleverig. De lange bladstelen zijn zijdelings samengedrukt. De bladeren bewegen bij elk zuchtje wind bewegend. Ze zijn vrijwel kaal, zwak hartvormig tot rondachtig, hebben een afgeknotte tot iets hartvormige voet, zijn van boven donkergroen en van onderen licht grijsgroen. De bladrand is grof getand-gekarteld. De bladeren zijn niet doorschijnend.
Bloemen: De hangende katjes zijn 5 tot 8 cm lang. De schutbladen zijn zwartbruin en diep ingesneden. De lange wimpers zijn lgrauw wollig. De bloemen hebben 2 stempels, zijn 2-delig, paarsachtig en bevatten 5 tot 17 meeldraden.
Vruchten: De vruchtkatjes worden 5 tot 12 cm lang.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot matig vochtige, voedselarme tot voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, lichte grond (zand, leem, veen en mergel).
Groeiplaatsen: Bosranden, hakhout, struikgewas, houtwallen, pionier op kapvlakten, duinen, open plekken in bossen en langs wegen en spoorwegen.

Verspreiding
Wereld: Gematigde en koude streken in Europa en Azië en Noordwest-Afrika.

Nederland: Algemeen op de zandgronden in het noordoosten, oosten, midden en zuiden en in de binnenduinen.
België: Algemeen, maar zeldzaam in het kustgebied.

Wetenswaardigheden
In sommige streken geloofde men dat het trillen van de bladeren schuldgevoelens waren, het hout voor het kruis waaraan Christus stierf zou volgens de legende van de Ratelpopulier afkomstig zijn. De bladeren trilden van schaamte omdat de boom als enige bij de dood van Christus niet zijn takken liet hangen.

Populus alba – witte abeel

Familie : Salicaceae
Geslacht : Poplus

Vegetatief : jonge loten en knoppen witviltig, knoppen eirond, eindknop niet
veel groter dan de zijknoppen; schors, grijze schors met zwarte ruitvormige
verdiepingen, spijkerschrift, schors van oudere bomen is aan de stam diepgegroefd en bijna zwart
Silhouet : forse struik of boom, met een bochtige stam en een losse, ronde,
grillige kroon, veel wortelopslag

Van Polplus alba

Beschrijving
Afmeting: 18 tot 30 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Maart en april.
Wortels: Wortelstelsel tot een doorsnede van 25 meter, veel wortelopslag.
Stam: Een brede kroon, schors eerst wit, later glad en grijs, tenslotte ruw met ruitvormige holten, aan de voet van de stam gegroefd.
Takken: Jonge takken witviltig.
Bladeren: Bovenkant donkergroen, onderkant witviltig, meer breed dan lang, eirond, handvormig gelobd tot gespleten, 3 tot 5 grofgetande lobben, meestal een iets hartvormige voet, aan de lange takken diep ingesneden, die van de korte takken ondiep ingesneden.
Bloemen: Katjes ongeveer 5 cm, korter en stijver dan die van Ratelpopulier, bloemen met bruine ondiep getande tot bijna gaafrandige iets gewimperde schutbladen, 6 tot 10 meeldraden, 4 geelachtige tot roze stempels.
Vruchten: Vruchtkatjes 8 tot 10 cm.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op vrij droge tot meestal vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, meestal kalkhoudende grond.
Groeiplaatsen: Duinbossen, bossen, struikgewas en langs wegen.

Verspreiding
Wereld: Van het Middellandse-Zeegebied door Midden- en Oost-Europa tot in Centraal-Azië. Ook in Noord-Afrika. Ingeburgerd in een aantal landen in West-Europa.

Nederland: Vaak aangeplant. Algemeen ingeburgerd aan de binnenduinrand en aan de randen van de rivierdalen.
België: Vaak aangeplant. Ingeburgerd in het laagland, vooral in de duinen.

Wetenswaardigheden
Goed bestand tegen zeewind. Volgens een Griekse legende was de boom oorspronkelijk zwart. Hercules streed met een twijgenkrans van de boom tegen Cerberus, de bewaker van de onderwereld. Door het zweet van Hercules werden de twijgen wit, aldus de legende.

Pinus sylvestris – grove den

Familie : Pinaceae
Geslacht : Pinus

Van Pinus sylvestris

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Een pen- of hartwortelstelsel, die soms tot meters diep gaat.
Stam: In bossen hebben de bomen een hoge rechte stam, vrijstaande bomen zijn vaak grillig gevormd. De afschilferende schors is roodbruin, maar onderaan donkerbruin.
Takken: Takken met knoppen zonder hars. De schubben zijn aan de top teruggebogen.
Bladeren: De wintergroene naalden groeien in paren en zijn 3 tot 7 cm lang. De naalden zitten eerst in een omhulling van vliezige schubben. Ze zijn halfrond, van onderen grijsgroen, van boven donkergroen, gestreept en aan de top toegespitst.
Bloemen: Aan de top van de jongste takken groeien 1 of enkele rozerode vrouwelijke kegels, aan de voet van dezelfde of andere jonge takken staan veel geelbruine mannelijke kegels dicht bij elkaar.
Vruchten: De rijpe, houtige kegels houtig worden tot 7 cm en hebben een korte steel.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot natte, voedselarme, zure grond (zand en hoogveen).
Groeiplaatsen: Heide, zandverstuivingen, hoogvenen, dennenbossen, soms in de duinen.

Verspreiding
Wereld: Europa, Klein-Azië en een groot deel van Siberië. Van nature ontbreekt de boom vrijwel in het West-Europese kustgebied, afgezien van Schotland.

Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land. Elders zeldzamer.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Van de stammen werden vroeger scheepsmasten gemaakt. Ook leverde de boom terpentijn, hars en teer. Het hout noemt men grenen, het is sterk, zacht en gemakkelijk te bewerken. Hout van de Fijnspar (kerstboom) noemt met vuren.

Picea abies

Familie : Pinaceae
Geslacht : Picea

Vegetatief
: donkergroen loof, naalden zijn zeer dicht spiraalvormig geplaatst,
zittend afgeplat, niet in bundels, naalden kort (15 tot 25 mm), sterke,
prikkelend, zoete geur
Generatief : rijpe vrouwelijke kegel lang, tot 15 cm, kegelschubben doen
Silhouet (20-30m) : torenvormig, in dichte bestanden erg smal, soms met hangende
loten, soms met zware takken bij de voet, nooit met brede top

Van Picea abies

Juglans regia – okkernoot

Familie : Juglandaceae
Geslacht : Juglans

Vegetatief : jonge twijgen aromatisch, dik, glad glimmend groen met
opvallende lenticellen, oudere twijgen en takken, grijs, dikwijls zwaar gedraaid
maar schraal; stompe kegelvormige purperbruine knoppen, grote hartvormige
bladmerken; bast, aanvankelijk glad en zilvergrijs, op latere leeftijd in de
lengte verlopende groeven
Generatief : steenvrucht met leerachtige buitenwand, houtige binnenwand en
eetbare inhoud, bloeiwijze in de oksel van het afgevallen blad op het éénjarig hout
Silhouet (20m) : vrijstaand, vaak brede lage kroon; op beschutte plaatsen ronde kroon

Van Juglans regia

Fraxinus excelsior – gewone es

Familie : Oleaceae
Geslacht : Fraxinus

Vegetatief : groengrijze twijgen en takken met lenticellen en kenmerkende dikke,
zwarte tegenoverstaande, mijtervormige knoppen, twijgen dikwijls afgeplat
Generatief : platte, lancetvormige, enkelvoudige, gevleugelde, nootjes (3 tot 4
cm) in pluimen, die s’ winters nog in de boom hangen
Silhouet : als vrijstaande boom, een open, regelmatig opgebouwde, breed ovale
kroon, later met een overhangende, uitzakkende vertakking, doch de twijgen groeien weer omhoog ( als de armen van een kroonluchter); ook als hakhout, onderbeplanting, bosplantsoen

Van Fraxinus excelcior

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: April en mei.
Wortels: Een hartwortelstelsel.
Stam: Een rechte stam. De oorspronkelijke groeitop blijft de top van de stam. De schors is tamelijk glad, dun en wat gelig. Bij ouderdom ontstaan kloven.
Takken: Een open kroon. De jonge takken zijn vrij dik. De knopschubben zijn zwart.
Bladeren: De geveerde bladeren staan tegenover elkaar. Ze bestaan uit 7 tot 13 eironde tot langwerpige, toegespitste, getande deelblaadjes. Alleen aan de onderkant zijn ze langs de middennerf behaard.
Bloemen: De bloeiwijze is pluimvormig (gedrongen bij mannelijke bloemen en los bij tweeslachtige of vrouwelijke bloemen). De bloemen groeien in de oksels van afgevallen bladeren, vooral aan de top van de takken. Het is een naaktbloeier (er is dus geen kelk en kroon). De meeldraden zijn donker paarsbruin, maar worden later groenachtig. De bloemen staan in groepjes en verschijnen al voor de bladeren.
Vruchten: De langwerpige nootjes zijn plat-eivormig en gevleugeld.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond (klei, mergel, zand, leem, kleihoudend laagveen, zavel en löss).
Groeiplaatsen: Loofbossen en struikgewas.

Verspreiding
Wereld: In West-, Midden- en Oost-Europa, vanaf Noord-Spanje en de Balkan tot in Zuid-Scandinavië. Ook in de Kaukasus en in aangrenzende berggebieden.

Nederland: Algemeen.
België: Algemeen, maar zeldzaam in de Hoge Ardennen.

Wetenswaardigheden
Het hout van de Es is lichtgekleurd, taai en sterk. Vanwege deze elasticiteit wordt het gebruikt voor liggers van gymnastiektoestellen en voor stelen van bijlen en spades. Ook wordt het vanwege de vlamtekening gebruikt voor meubels, vloeren en trappen. De duurzaamheid van essenhout bij buitengebruik is echter vrij laag. Vroeger was de Es bij de Scandinaviërs een heilige boom. De Es was het symbool van de levenskracht. In de Noorse mythologie sneed Odin, de oppergod, de eerste mens uit een stuk essenhout. Yggdrasil, de boom der wereld, was een reusachtige Es, waarvan de wortels tot in de diepste diepten van de hel groeiden en de kroon tot in het hoogste van de hemel reikte, terwijl de stam beide verenigde. Een ziek kind, dat men door de spleet in een gescheurde Es liet gaan, zou genezen en brandende blokken essenhout verdreven kwade geesten uit een vertrek.

Alnus glutinosa – zwarte els

Familie : Betulaceae
Geslacht : Alnus

Vegetatief : twijgen aanvankelijk kleverig, in het najaar paarsachtig, aan de top
driekantig, knoppen paars tot bruin,
Generatief : proppen 11⁄2  tot 2 cm, mannelijke katjes in de winter dofpaars
Silhouet : snelgroeiende boom tot grote struik, breed-kegelvormige kroon (tot 20 m)
Groeit bij voorkeur op een vochtige bodem in tegenstelling tot A.incana

Van Alnus glutinosa

Bijzonderheden
ijzersterke boom die het ook op slechte drassige grond goed doet. Meerstammig, tussen boom en struik, met donkerbruine tot zwarte, diep gegroefde schors. Hoge, open, kegelvormige wat onregelmatige kroon.

Cultivars
‘Imperialis’, de keizerlijke els, groeit elegant en trager en heeft opvallend smalle, ingesneden blad met gave randen dat lijkt op dat van de Japanse

Bloeimaanden : februari t/m april.
Wortels : een sterk vertakt diepgaand wortelstelsel.
Stam : rechte stam met een zwartbruine schors, later met diepe groeven.
Takken : jonge takken en knoppen kleverig, kaal, knoppen gesteeld, paarsachtig.
Bladeren : vrijwel rond tot omgekeerd eirond, de grootste breedte in of boven het midden, ongelijk gezaagd, meestal een wigvormige voet, een afgeronde stompe of iets ingesneden top, 5 tot 8 paar zijnerven, van onderen alleen in de nerfoksels behaard, tot 10 cm.
Bloemen : mannelijke katjes geel, de vrouwelijke roodbruin  met een steel van 1 tot 3 cm, aan dezelfde takken, bloemen eerder dan de bladeren.
Vruchten : elzenproppen gesteeld, kegelachtig, verhoutend, zaden niet of nauwelijks gevleugeld.

Biotoop
Bodem : zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselarme tot voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond.
Groeiplaatsen : moerasbossen, waterkanten, loofbossen, beschoeiingen van kanalen en in voegen van sluismuren.

Verspreiding
Wereld : Bijna heel Europa, Noordwest-Afrika, Klein-Azië en West-Siberië. Niet in Noord-Scandinavië.
Nederland: Algemeen. In de lagere delen van het land is het de meest voorkomende boomsoort.
België : Algemeen.

Wetenswaardigheden
Het hout wordt na het kappen oranjerood (bloed). Hierdoor ontstond het bijgeloof dat de boom een kwade geest herbergde: de Erlkönig (elzenkoning) uit een oude Duitse legende. Zwarte Els komt al duizenden jaren in onze streken voor. De boom heeft in zijn wortels bacteriën die stikstof uit de lucht kunnen binden. Hij wordt daarom vaak aangeplant om slechte grond te verbeteren of om erosie van rivieroevers te voorkomen. Droog hout is geel en gemakkelijk te bewerken. Men maakt er klompen en bezemstelen van, onder water is het hout erg duurzaam en als zodanig als constructiehout bruikbaar. Als brandhout werd het gebruikt voor het blauw kleuren van dakpannen en het roken van vis.

Alnus cordata – Italiaanse els – hartbladige els

Familie : Betulaceae
Geslacht : Alnus

Vegetatief : twijgen aanvankelijk iets kleverig, aan de top iets kantig, bezet
met vele kleine lenticellen,
Generatief : proppen alleenstaand en vrij groot, 2 tot 3 cm
Silhouet : fraaie, gesloten, kegelvormige kroon (10-15m)

Van Alnus cordata

– zomer : blad regelmatig gekarteld-getand, met hartvormige voet, van boven iets glanzend, fris groen
– zeldzaamheid en verspreiding : aangeplant en soms verwilderd.

Corylus colurna – boomhazelaar

Familie : Betulaceae
Geslacht : Corylus

Vegetatief : knoppen tweerijig geplaatst, meestal eirond, bruin; twijgen, behaard;
stam en takken, ruw kurkachtig, in kleine schubben afschilferend
Generatief : mannelijke bloemen naakt overwinterend; diep ingesneden verhout
vruchtomhulsel, met een groot aantal smalle, teruggebogen, behaarde slippen
Silhouet : gesloten kegelvormige symmetrische kroon, horizontaal afstaande
vertakking en rechte stam

Van Corylus colurna

Kenmerken

– zomer :
– winter : eironde knop, uitzicht van de vrucht
– standplaats : straatbeplanting, stedelijk gebied, stadsrand. Diep wortelgestel. Verdraagt gesloten wegdek, droogte, luchtverontreiniging. Redelijk windbestendig.
– standplaats : zonnig halfschaduw schaduw
– vochtigheid : droog,normaal
– zuurtegraad : kalkrijk,neutraal,zuur
– zoutbestendig : ja
– onderhoud : verdraagt snoei zeer goed

bijzondere kenmerken

– bloemkleur : geel
– bloeiperiode : feb – maart
– bloemen : katjesachtige bloemen
– bladkleur : groen
– wintergroen : neen
– bladeren : 7 tot 12 cm lang en hartvormig. De bladvoet is hartvormig, de nerven aan de onderzijde van de bladeren zijn licht behaard. Herfstkleur goudgeel.
– vruchten : rijpe vruchten zijn roodbruin en eetbaar

breed = veel ruimte nodig