Acer saccharinum – witte esdoorn

De zilveresdoorn (Acer saccharinum, synoniem: Acer dasycarpum) of witte esdoorn is een plant uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De plant komt van nature voor in het oosten van de Verenigde Staten. De plant wordt tot 30 m hoog. De takken groeien eerst opgaand en worden later afhangend en breekbaar.

De bladeren zijn diep vijflobbig, tot de helft ingesneden, 8-14 cm breed en ze hebben een witte onderkant. De middelste lob is twee maal zo lang als breed. De bladrand is dubbelgezaagd.

De plant bloeit in maart en april bij het uitlopen van de bladeren. De bloemen zijn groenachtig. Ze hebben geen kroonbladeren en ontstaan in kleine trosjes uit de zijknoppen. De vruchtvleugels vormen een stompe hoek.

Van Acer saccharinum

Laburnum anagyroides – gouden regen

Van laburnum anagyroides

Familie : Fabaceae
Geslacht : fabaceae

Laburnum, een klein geslacht met 3 soorten waarvan er 2 bij ons
voorkomen, L.alpinum en L.anagyroides. Laburnums zijn grote struiken of
kleine bomen, die snel groeien. De kroon is vaasvormig en bestaat uit een
aantal schuin opgaande hoofdtakken met afstaande zijtakken. De twijgen
geuren bij het doorsnijden. Het blad is drietallig en staat verspreid.
Onopvallende herfstkleur. Gele opvallende bloemtrossen in mei/juni
afhankelijk van de soort. Na de bloei vormen ze 6-8 cm lange, rechte
peulen.
Bruikbaar in tuinen, parken en brede groenstroken, als solitair of in
groepsaanplantingen. Opgelet jonge bast en vruchten zijn zeer giftig.
Meest gebruikte soort bij ons is L. anagyroides.

Ostrya carpinifolia – haagbeukbladige hopbeuk

Familie : Betulaceae
Geslacht : Betula

Ostrya, corylaceae, ongeveer 7 soorten, van dit geslacht wordt bij ons
slechts één soort regelmatig gebruikt, Ostrya carpinifolia. Bladverliezende
bomen, blad staat verspreid en gelijkend op Carpinus, maar gemakkelijk
te onderscheiden door de meestal dubbel gezaagde en behaarde
bladeren en de reeds in de herfst gevormde mannelijke bloemkatjes langs
de twijgen geplaatst. De vrouwelijke eindstandige katjes zijn in de winter
net zichtbaar. Groeit op de meeste niet te natte gronden, liefst op een
zonnige standplaats.
Weinig eisende, goede park- of straatboom die het stadsklimaat goed
verdraagt, mits in groenstrook geplant, slechts hier en daar goede
ervaringen in de verharding.

Tillia platyphyllos – zomerlinde – grootbladige linde

Familie : Malvaceae
Geslacht : Tilia

Tilia, het geslacht telt ongeveer 50 soorten, het zijn bladverliezende,
meestal hoge, dicht vertakte bomen, die zeer oud kunnen worden. De
kroon is zeer regelmatig gevormd en bijna rond. De schors is aanvankelijk
glad, later ondiep gegroefd. Enkele soorten vormen veel uitlopers aan de
voet van de stam. Het blad staat verspreid en is meestal hartvormig met
een min of meer scheve bladvoet en een gezaagde bladrand. De
geelachtig of naar wit kleurende bloemen zijn omgeven door een
membraanachtig, lancetvormig schutblad. De bloemen bevatten veel
nectar en geuren sterk. Linden zijn hierdoor uitstekende
bijen/drachtplanten. De vrucht is bolvormig en heeft een houtige wand.
Linden kunnen zeer oud worden. Vele oude linden hebben zowel
historische als monumentale waarde, vrijstaande oude linden zijn van een
unieke schoonheid (dorpslinde, …).
Gebruik, alleenstaand in park of tuin, in het landschap of op een plein als
schaduwboom. Slechts enkele soorten zijn prima straat- en pleinbomen,
vele linden zijn gevoelig voor bladluizen (lindenbladluis) en ‘druipen’. Druipen,
ten gevolge van de lindenbladluis, die een suikerhoudend
kleverig vocht (honingdauw) afscheidt druipt/druppelt er een kleverige
substantie op alles wat onder bepaalde linden staat. Hierop gaat meestal
een zwarte schimmel (=roetdauw) leven. Minder gevoelig voor luis zijn
onder andere T.tomentosa ‘Brabant’, T.x europea ‘Euchlora’.
Linden verdragen snoeien goed, leilinden zijn dan ook een bekend beeld.
Vrijstaande linden zijn grote bomen en vragen veel ruimte.

Van Tillia Platiphyllos