Morus alba – witte moerbei

Morus, dit geslacht omvat 12 soorten. De moerbeien die bij ons worden
aangeplant zijn voornamelijk M.alba en M.nigra. Moerbeien worden al
zeer lang gekweekt. Oude exemplaren tref je hier en daar nog aan in
kloostertuinen en landgoederen. Het zijn bladverliezende bomen of
struiken met verspreid staande, melksap houdende, veelvormige
bladeren, eenslachtige onopvallende bloemen en op bramen lijkende witte
of donkerrode, eetbare schijnvruchten lijkend op bramen. De vruchten van
M.nigra zijn het meest smakelijk.

Van Morus alba

Prunus avium – zoete kers

Familie : Rosaceae
Geslacht : Prunus

Vegetatief : knoppen, glanzend bruin, spits, veelschubbig ;twijgen, glanzend
roodbruin, later met zilverkleurig vlies overtrokken, oudere takken duidelijk
met kortloten en meerdere knoppen bij elkaar; schors, purperbruine
glanzende schors met horizontale strepen, bestaande uit opvallande
lenticellen, kurkporiën, schors baldert horizontaal af
Generatief : een steenvrucht met één steen, zoete kers, kriek, wilde kers,
doorsnede 1½ cm, rood tot bijna zwart gekleurd
Silhouet : vrijstaand, 15 tot 20 m hoge boom, met piramidale kroonvorm,
verscheidene zware hoofdtakken, zijtakken schijnbaar in kransen

Van Prunus avium

Beschrijving
Opmerking: Zure kers (Prunus cerasus) komt uit Zuidwest-Azië. Deze tot 6 meter hoge struik wordt gekweekt om de vruchten (Morel) en verwildert soms in bosranden en langs oevers.
Afmeting: 3 tot 20 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: April en mei.
Stam: Een rechte stam, bast roodbruin, in dunne papierachtige stroken loslatend.
Takken: Wijdvertakt, een vrij open kroon, jonge takken kaal.
Bladeren: Langwerpig tot ovaal, dun, iets rimpelig, gezaagd, van boven matgroen, van onderen iets blijvend behaard, vaak roodachtig, 6 tot 15 cm, bladstelen 3 tot soms 7 cm, met 1 of enkele klieren, vooral aan de top.
Bloemen: In bundels van 2 of 3, soms tot 6, aan de voet zonder blaadjes, tegelijk met de bladeren verschijnend, 1½ tot 3 cm, kroonbladen wit, 1 tot 1½ cm, tot 20 meeldraden, bloemsteel 3 tot 5 cm met aan de voet alleen knopschubben.
Vruchten: Kersen bolvormig, hangend aan lange stelen, vlezig, helder lichtrood tot zwartrood, zelden geelwit, 0,9 tot 1,5 cm, zoet of wrang, met 1 gladde pit.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke, humeuze grond.
Groeiplaatsen: Bossen, hellingbossen, bosranden, hagen, houtwallen, langs wegen en beekoeverwallen.

Verspreiding
Wereld: West-, Midden- en Zuidoost-Europa, oostelijk tot bij de Kaspische Zee. Ook in Noordwest-Afrika.
Nederland: Vrij algemeen in Zuid-Limburg, Oost- en Midden-Nederland en het aangrenzende rivierengebied, elders zeer zeldzaam.
België: Vrij algemeen in Brabant, het Maasgebied en de zuidelijke Ardennen

Wetenswaardigheden
Zoete kers is de stamvorm van een deel van de gekweekte kersen. Vrij dicht opeen opgegroeide bomen leveren mooi hout van goede kwaliteit, dat onder meer voor meubels en fineer wordt gebruikt. Van de kersen kan men jam, siroop en hoestmiddeltjes maken. Van fijngestampte kersen worden likeuren gedistilleerd. De kersen zijn zeer in trek bij spreeuwen. Op ongunstige omstandigheden, zoals een hoge grondwaterstand, beschadigingen, parasieten, en te zware bemesting, reageert Zoete kers door te gommen: de bast scheidt dan een kleverig, bruinig vocht uit.

Juglans regia – okkernoot

Familie : Juglandaceae
Geslacht : Juglans

Vegetatief : jonge twijgen aromatisch, dik, glad glimmend groen met
opvallende lenticellen, oudere twijgen en takken, grijs, dikwijls zwaar gedraaid
maar schraal; stompe kegelvormige purperbruine knoppen, grote hartvormige
bladmerken; bast, aanvankelijk glad en zilvergrijs, op latere leeftijd in de
lengte verlopende groeven
Generatief : steenvrucht met leerachtige buitenwand, houtige binnenwand en
eetbare inhoud, bloeiwijze in de oksel van het afgevallen blad op het éénjarig hout
Silhouet (20m) : vrijstaand, vaak brede lage kroon; op beschutte plaatsen ronde kroon

Van Juglans regia

Corylus colurna – boomhazelaar

Familie : Betulaceae
Geslacht : Corylus

Vegetatief : knoppen tweerijig geplaatst, meestal eirond, bruin; twijgen, behaard;
stam en takken, ruw kurkachtig, in kleine schubben afschilferend
Generatief : mannelijke bloemen naakt overwinterend; diep ingesneden verhout
vruchtomhulsel, met een groot aantal smalle, teruggebogen, behaarde slippen
Silhouet : gesloten kegelvormige symmetrische kroon, horizontaal afstaande
vertakking en rechte stam

Van Corylus colurna

Kenmerken

– zomer :
– winter : eironde knop, uitzicht van de vrucht
– standplaats : straatbeplanting, stedelijk gebied, stadsrand. Diep wortelgestel. Verdraagt gesloten wegdek, droogte, luchtverontreiniging. Redelijk windbestendig.
– standplaats : zonnig halfschaduw schaduw
– vochtigheid : droog,normaal
– zuurtegraad : kalkrijk,neutraal,zuur
– zoutbestendig : ja
– onderhoud : verdraagt snoei zeer goed

bijzondere kenmerken

– bloemkleur : geel
– bloeiperiode : feb – maart
– bloemen : katjesachtige bloemen
– bladkleur : groen
– wintergroen : neen
– bladeren : 7 tot 12 cm lang en hartvormig. De bladvoet is hartvormig, de nerven aan de onderzijde van de bladeren zijn licht behaard. Herfstkleur goudgeel.
– vruchten : rijpe vruchten zijn roodbruin en eetbaar

breed = veel ruimte nodig