Prunus serrulata – Japanse sierkers

Familie : Rosaceae
Geslacht : Crataegus

De Japanse sierkers (Prunus serrulata), in Vlaanderen Japanse kerselaar genoemd, is een soort uit geslacht Prunus. Deze sierkers komt van nature voor in het gebergte van West-China, in Korea, in Japan, op het eiland Izu Oshima, het eiland Honshu en in het noordwesten van het eiland Hokkaido. Er zijn zeer veel verschillende cultivars voor aanplant in tuinen, straten, parken en plantsoenen. De cultivars worden vegetatief vermeerderd op boskers zaailingen of op de eveneens vegetatief vermeerderde onderstammen ‘Colt’ of MF 12/1.

Er zijn cultivars die een 6-8 m hoge boom vormen, maar er zijn er ook die alleen een 2-5 m hoge struik vormen. De bladeren zijn ongeveer 10 cm lang en hebben een genaalde of getande bladrand en een toegespitse top. Het jonge blad is bruinrood. Later krijgt de bovenzijde een groene en de onderzijde een blauwgroene kleur.

De boom of struik bloeit in Nederland eind april/begin mei met meestal gevulde bloemen. Er zijn echter ook cultivars met enkele en halfgevulde bloemen.

kanzan
Prunus 'Kanzan'

Er ontstaan meestal geen vruchten.

De Japanse sierkers vraagt een voedselrijke grond en veel vocht.

Gleditsia triacanthos ‘skyline’

Gebruik : solitair

Habitat : straatbeplanting, parkbeplanting, stadsrand. Toepasbaar in verharding. Goed bestand tegen hitte en droogte. Redelijk windbestendig.

Hoogte : 800 – 1500 cm

bijzondere kenmerken :
Bloemkleur : roomwit
Bloeiperiode : juni – juli
Bloemen : onopvallend
Bladkleur : donkergroen
Wintergroen : neen
Bladeren : varenachtige, glimmende, dubbelgeveerde bladeren die uit kleine blaadjes bestaan. Worden in herfst diepgeel.
Vruchten : zwarte peulen van 45 cm lang en 3,5 cm breed die in de winter in grote aantallen aan de takken blijven hangen

standplaats en vereisten
Standplaats : zonnig
Vochtigheid : droog,normaal,nat
Zuurtegraad : kalkrijk,neutraal
Zoutbestendig : ja
Winterhard : ja

onderhoud
vereist nauwelijks snoei

bijzonderheden
piramidale, lichtdoorlatende kroon tot 8 m breed. Verdraagt verharding. Heeft geen doornen.

Pinus sylvestris – grove den

Familie : Pinaceae
Geslacht : Pinus

Van Pinus sylvestris

Beschrijving
Afmeting: Tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Een pen- of hartwortelstelsel, die soms tot meters diep gaat.
Stam: In bossen hebben de bomen een hoge rechte stam, vrijstaande bomen zijn vaak grillig gevormd. De afschilferende schors is roodbruin, maar onderaan donkerbruin.
Takken: Takken met knoppen zonder hars. De schubben zijn aan de top teruggebogen.
Bladeren: De wintergroene naalden groeien in paren en zijn 3 tot 7 cm lang. De naalden zitten eerst in een omhulling van vliezige schubben. Ze zijn halfrond, van onderen grijsgroen, van boven donkergroen, gestreept en aan de top toegespitst.
Bloemen: Aan de top van de jongste takken groeien 1 of enkele rozerode vrouwelijke kegels, aan de voet van dezelfde of andere jonge takken staan veel geelbruine mannelijke kegels dicht bij elkaar.
Vruchten: De rijpe, houtige kegels houtig worden tot 7 cm en hebben een korte steel.

Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op droge tot natte, voedselarme, zure grond (zand en hoogveen).
Groeiplaatsen: Heide, zandverstuivingen, hoogvenen, dennenbossen, soms in de duinen.

Verspreiding
Wereld: Europa, Klein-Azië en een groot deel van Siberië. Van nature ontbreekt de boom vrijwel in het West-Europese kustgebied, afgezien van Schotland.

Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land. Elders zeldzamer.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Van de stammen werden vroeger scheepsmasten gemaakt. Ook leverde de boom terpentijn, hars en teer. Het hout noemt men grenen, het is sterk, zacht en gemakkelijk te bewerken. Hout van de Fijnspar (kerstboom) noemt met vuren.

slaap

Ik lig in bed en overloop de dag : de ganse tijd bezig en toch het gevoel hebben dat alles maar tussendoor gebeurt. Ik denk nog : waar tussendoor ? en val in slaap.