Carpinus betulus – haagbeuk

Familie : Betulaceae
Geslacht : Carpinus

Vegetatief : stam gespierd, grijs, gelijkend op die van Fagus maar met
verticale slingerlijntjes in dofzilver of oranje; jonge twijgen, grijsgroen;
knoppen, verspreid, aanliggend, dofbruin, knoppen slank en lang met iets
ingekromde top, nooit wijd afstaand zoals bij Fagus
Generatief : vruchten, vruchtkatjes tot 6 cm; bestaande uit een aantal
geribbelde nootjes, telkens omgeven door een drielobbig schutblad
Silhouet : hetzij als haag, hetzij als grote struik, hetzij als alleenstaande boom,
dan met een dicht vertakte brede kroon, takken zelden zwaar, wel een fijn maaswerk van dunne twijgen

Van Carpinus betulus

voor lanen en straten zie cultivars

Bloeimaanden : april en mei.
Wortels : een vlak wortelstelsel zonder penwortel.
Stam : een gesloten kroon. De schors is glad, maar soms met iets uitstekende lijsten. De stam van oudere bomen heeft vaak met een gegolfd oppervlak.
Takken : de grijsachtige takken zijn kaal. Ze hebben spitse knoppen.
Bladeren : de eironde bladeren hebben een iets scheve of hartvormige voet en een korte spits. Ze worden 5 tot 8 cm groot, zijn iets geplooid en scherp gezaagd. Aan de onderkant zijn ze behaard op de nerven. Er zijn 10 tot 14 paar zijnerven.
Bloemen : de tot 5 cm lange, langwerpige katjes zijn in omtrek rond en groenachtig van kleur. Ze verschijnen tegelijk met de bladeren. Ze groeien in de bladoksels aan takken van het vorige jaar, de mannelijke katjes in het midden van een tak en de vrouwelijke bovenaan. Vrouwelijke bloemen vormen losse trossen met een 3-delig schutblad. Mannelijke bloemen hebben geen bloemblad.
Vruchten: hangen met vele bijeen in trossen. De 0,5 tot 1 cm grote nootjes worden omgeven door een groen, 3-delig, bladachtig en spiesvormig omhulsel.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot matig beschaduwde, warme plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende, losse grond boven een zware, compacte ondergrond (o.a. leem, löss en zand).
Groeiplaatsen: Bossen, houtwallen, hakhout, heggen, struikgewas en beekoeverwallen.

Verspreiding
Wereld : Midden- en Zuidoost-Europa. Het mijdt een groot deel van het West-Europese kustgebied. Noordelijk tot het zuidelijke Oostzeegebied en westelijk tot in Oost-Nederland en Zuid-Engeland.

Nederland : plaatselijk vrij algemeen in Limburg, Twente, de Achterhoek en het aangrenzende rivierengebied. Elders waarschijnlijk alleen aangeplant en verwilderd.
België: Algemeen, maar zeldzaam in het kustgebied, Vlaanderen en de Kempen en zeer zeldzaam in de Hoge Ardennen.

Wetenswaardigheden
Het zware hout is hard en taai. Het werd gebruikt voor het maken van tandraderen, spaken e.d., ook werd het verwerkt tot hakblokken voor slagers en houten hamers. Als hakhout diende de boom vroeger voor de produktie van brandhout. Haagbeuk is zeer geschikt voor het maken van heggen, hij is gemakkelijk te snoeien, wordt zeer dicht en behoudt ’s winters een deel van de dode bladeren. De boom werd vaak voor geriefhout tot de grond omgehakt of geknot. De twijgen gebruikte men om takkenbossen voor ovens, houtskool en bonenstaken te maken.

Kenmerken

– zomer : gespierde stam, dubbel gezaagd bled
– winter : aannligende knoppen
– zeldzaamheid en verspreiding :
– standplaats : straatbeplanting, woon- en werkomgeving, industriegebieden. Goed doorlatende, koele en vochtige bodem. Bij vrijstaande bomen blijven de takken tot aan de grond staan; voor gebruik in straten en lanen wordt de boom opgesnoeid. Verdraagt goed verharding.
– voortplanting : éénhuizig : de mannelijke en de vrouwelijke bloemen komen op één plant voor
– gebruik : groep, kleine groep, parkbeplanting
– standplaats : zonnig halfschaduw
– vochtigheid : normaal,nat
– zuurtegraad : neutraal,zuur
– zoutbestendig : neen
– vergelijking : in april verschijnt het nieuw groen blad, 1 maand vroeger dan de beuk of Fagus Sylvatica.
Waar een gesnoeide beuk ’s winters de dode, bruine bladeren laat hangen, is de haagbeuk min of meer kaal. Hij groeit vlugger en is beter bestand tegen harde wind dan de Fagus. De haagbeuk kan veel beter tegen wisselende waterstanden i.t.t. de beuk. Op de klei is daarom de haagbeuk al gauw een betere keuze. Het hout is bijzonder splijtvast. Het wordt gebruikt voor hakblokken, heien en stampers in een oliemolen, gereedschap en als imitatie-ebben voor piano’s. Het hout is hard en taai. Het heeft een fijne nerf maar werkt veel.