Alnus cordata – Italiaanse els – hartbladige els

Familie : Betulaceae
Geslacht : Alnus

Vegetatief : twijgen aanvankelijk iets kleverig, aan de top iets kantig, bezet
met vele kleine lenticellen,
Generatief : proppen alleenstaand en vrij groot, 2 tot 3 cm
Silhouet : fraaie, gesloten, kegelvormige kroon (10-15m)

Van Alnus cordata

– zomer : blad regelmatig gekarteld-getand, met hartvormige voet, van boven iets glanzend, fris groen
– zeldzaamheid en verspreiding : aangeplant en soms verwilderd.

Acer pseudoplatanus – gewone esdoorn

Familie : Sapindaceae
Geslacht : Acer

Van Acer pseudoplatanus

Vegetatief : gladde, twijgen olijfgroen met afstaande groene knoppen,
eindknop groter dan de zijknoppen, schubben bruin gerand.
Generatief : vruchtvleugels vormen een stompe hoek
Silhouet : als onderbeplanting gebruikt; of als boom, dan een regelmatige
breed-piramidale kroon

Beschrijving
Afmeting : tot 30 meter.
Levensduur : overblijvend.
Bloeimaanden : april t/m juni.
Stam : de dunne schors is grijs. Eerst is hij glad, later gaat de schors schilferen.
Takken : de boom is wijd vertakt. Jonge takken zijn kaal. De groene bladknoppen zijn dik en eivormig.
Bladeren : de bladeren zijn van boven donkergroen en aan de onderkant blauwachtig groen of roodachtig. Ze worden 10 tot 25 cm lang. In de nerfoksels zitten haarbosjes, maar verder zijn ze kaal. De bladeren zijn handlobbig met 3, 5 of 7 toegespitste, grof getande lobben. De bladsteel.is roodachtig.
Bloemen : de bloemen vormen smalle, hangende, 5 tot 15 cm lange pluimen. De bloemen zijn geelgroen en 6 tot 7 mm lang. Elke bloem heeft 5 vrijstaande kelk- en kroonbladen. De bloemen verschijnen tegelijk of later dan de bladeren.
Vruchten : de vleugels van de vruchthelften maken een rechte of scherpe hoek. De vruchten zijn kaal.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende grond (vaak op zand of stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Loofbossen, kreupelhout, hakhout, heggen, waterkanten, ravijnen, hellingen, duinhellingen, binnenduinen, in het grind van spoordijken en op spoorwegterreinen.

Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Zuidwest-Azië en de gebergten in Zuid- en Midden-Europa. Sinds de latere middeleeuwen ook in Noordwest-Europa. Op een aantal plaatsen ingeburgerd, o.a. in Nieuw Zeeland en Noord-Amerika.

Nederland: Algemeen.
België: Algemeen.

Bijzonderheden
Een boom die wat de bladvorm betreft veel op de esdoorn lijkt is de Plataan (Platanus x hybrida). Dit is een kruising van de Westerse plataan (Platanus occidentalis), die in Noord-Amerika voorkomt en de Oosterse plataan (Platanus orientalis) uit Zuidwest-Azië en Zuidoost-Europa. Een kenmerk van de boom is dat de schors in grote plakaten afschilfert van de stam. Deze boom wordt veel langs wegen aangeplant, maar komt niet in het wild voor in België en Nederland.

Acer platanoïdes – Noorse esdoorn

Familie : Sapindaceae

Van Acer platanoides

Vegetatief : twijgen, glanzend, roodbruin; knoppen aanliggend, rood en stomp eivormig
Generatief : vleugels van de vruchten vrijwel horizontaal afstaand
Silhouet : brede kroon, schuin naar boven gerichte, lange hoofdtakken.
De plant wordt tot 30 m hoog. De schors is donkergrijs en niet afbladerend, maar is wel dikwijls overlangs gekerfd. De plant heeft bruine knoppen die kleiner zijn dan deze van de gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus). De bladeren ontstaan in april en hebben niet-gezaagde bladranden. De lobben lopen in fijne punten uit en de inkepingen zijn stomp. De bladsteel heeft melksap. De bloeiwijzen verschijnen het eerst. De vleugels van de vruchten staan ongeveer in elkaars verlengde en vormen een stompe hoek. Bij harde wind kunnen de vruchten tot 4 km ver worden weggeblazen en tot 1000 m hoog in de lucht opstijgen. Het bladverlies verloopt van boven naar onder.

Beschrijving
Afmeting : tot 30 meter.
Levensduur : overblijvend.
Bloeimaanden : april en mei.
Stam : de schors is lichtgrijs en glad of ondiep gericheld.
Takken : de boom is wijd vertakt.
Bladeren : de lichtgroene bladeren zijn 10 tot 15 cm breed, handlobbig met 5 tot 7 lang toegespitste, diep bochtig getande lobben. Van onderen zijn ze alleen in de nerfoksels behaard.
Bloemen : de bloemen groeien in brede, opgerichte, schermachtige pluimen. Ze zijn heldergeel, 7 tot 8 mm groot en verschijnen tegelijk met of kort voor de bladeren.
Vruchten : de vruchten hebben horizontaal afstaande vleugels of maken een stompe hoek met elkaar.

Biotoop
Bodem : zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op min of meer vochtige, voedselrijke grond.
Groeiplaatsen : bossen en heggen.

Bijzonderheden
Noorse esdoorn is zeer vorstbestendig. Hij is ook vrij goed bestand tegen rook en roet en wordt daarom veel in straten en parken in steden aangeplant. In tegenstelling tot bij een aantal sieresdoorns verliezen de bladeren hun kleur niet wanneer de grond kalk bevat. Het hout is uiterlijk niet van de Gewone esdoorn te onderscheiden en eveneens van goede kwaliteit.

Corylus colurna – boomhazelaar

Familie : Betulaceae
Geslacht : Corylus

Vegetatief : knoppen tweerijig geplaatst, meestal eirond, bruin; twijgen, behaard;
stam en takken, ruw kurkachtig, in kleine schubben afschilferend
Generatief : mannelijke bloemen naakt overwinterend; diep ingesneden verhout
vruchtomhulsel, met een groot aantal smalle, teruggebogen, behaarde slippen
Silhouet : gesloten kegelvormige symmetrische kroon, horizontaal afstaande
vertakking en rechte stam

Van Corylus colurna

Kenmerken

– zomer :
– winter : eironde knop, uitzicht van de vrucht
– standplaats : straatbeplanting, stedelijk gebied, stadsrand. Diep wortelgestel. Verdraagt gesloten wegdek, droogte, luchtverontreiniging. Redelijk windbestendig.
– standplaats : zonnig halfschaduw schaduw
– vochtigheid : droog,normaal
– zuurtegraad : kalkrijk,neutraal,zuur
– zoutbestendig : ja
– onderhoud : verdraagt snoei zeer goed

bijzondere kenmerken

– bloemkleur : geel
– bloeiperiode : feb – maart
– bloemen : katjesachtige bloemen
– bladkleur : groen
– wintergroen : neen
– bladeren : 7 tot 12 cm lang en hartvormig. De bladvoet is hartvormig, de nerven aan de onderzijde van de bladeren zijn licht behaard. Herfstkleur goudgeel.
– vruchten : rijpe vruchten zijn roodbruin en eetbaar

breed = veel ruimte nodig

Carpinus betulus – haagbeuk

Familie : Betulaceae
Geslacht : Carpinus

Vegetatief : stam gespierd, grijs, gelijkend op die van Fagus maar met
verticale slingerlijntjes in dofzilver of oranje; jonge twijgen, grijsgroen;
knoppen, verspreid, aanliggend, dofbruin, knoppen slank en lang met iets
ingekromde top, nooit wijd afstaand zoals bij Fagus
Generatief : vruchten, vruchtkatjes tot 6 cm; bestaande uit een aantal
geribbelde nootjes, telkens omgeven door een drielobbig schutblad
Silhouet : hetzij als haag, hetzij als grote struik, hetzij als alleenstaande boom,
dan met een dicht vertakte brede kroon, takken zelden zwaar, wel een fijn maaswerk van dunne twijgen

Van Carpinus betulus

voor lanen en straten zie cultivars

Bloeimaanden : april en mei.
Wortels : een vlak wortelstelsel zonder penwortel.
Stam : een gesloten kroon. De schors is glad, maar soms met iets uitstekende lijsten. De stam van oudere bomen heeft vaak met een gegolfd oppervlak.
Takken : de grijsachtige takken zijn kaal. Ze hebben spitse knoppen.
Bladeren : de eironde bladeren hebben een iets scheve of hartvormige voet en een korte spits. Ze worden 5 tot 8 cm groot, zijn iets geplooid en scherp gezaagd. Aan de onderkant zijn ze behaard op de nerven. Er zijn 10 tot 14 paar zijnerven.
Bloemen : de tot 5 cm lange, langwerpige katjes zijn in omtrek rond en groenachtig van kleur. Ze verschijnen tegelijk met de bladeren. Ze groeien in de bladoksels aan takken van het vorige jaar, de mannelijke katjes in het midden van een tak en de vrouwelijke bovenaan. Vrouwelijke bloemen vormen losse trossen met een 3-delig schutblad. Mannelijke bloemen hebben geen bloemblad.
Vruchten: hangen met vele bijeen in trossen. De 0,5 tot 1 cm grote nootjes worden omgeven door een groen, 3-delig, bladachtig en spiesvormig omhulsel.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot matig beschaduwde, warme plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende, losse grond boven een zware, compacte ondergrond (o.a. leem, löss en zand).
Groeiplaatsen: Bossen, houtwallen, hakhout, heggen, struikgewas en beekoeverwallen.

Verspreiding
Wereld : Midden- en Zuidoost-Europa. Het mijdt een groot deel van het West-Europese kustgebied. Noordelijk tot het zuidelijke Oostzeegebied en westelijk tot in Oost-Nederland en Zuid-Engeland.

Nederland : plaatselijk vrij algemeen in Limburg, Twente, de Achterhoek en het aangrenzende rivierengebied. Elders waarschijnlijk alleen aangeplant en verwilderd.
België: Algemeen, maar zeldzaam in het kustgebied, Vlaanderen en de Kempen en zeer zeldzaam in de Hoge Ardennen.

Wetenswaardigheden
Het zware hout is hard en taai. Het werd gebruikt voor het maken van tandraderen, spaken e.d., ook werd het verwerkt tot hakblokken voor slagers en houten hamers. Als hakhout diende de boom vroeger voor de produktie van brandhout. Haagbeuk is zeer geschikt voor het maken van heggen, hij is gemakkelijk te snoeien, wordt zeer dicht en behoudt ’s winters een deel van de dode bladeren. De boom werd vaak voor geriefhout tot de grond omgehakt of geknot. De twijgen gebruikte men om takkenbossen voor ovens, houtskool en bonenstaken te maken.

Kenmerken

– zomer : gespierde stam, dubbel gezaagd bled
– winter : aannligende knoppen
– zeldzaamheid en verspreiding :
– standplaats : straatbeplanting, woon- en werkomgeving, industriegebieden. Goed doorlatende, koele en vochtige bodem. Bij vrijstaande bomen blijven de takken tot aan de grond staan; voor gebruik in straten en lanen wordt de boom opgesnoeid. Verdraagt goed verharding.
– voortplanting : éénhuizig : de mannelijke en de vrouwelijke bloemen komen op één plant voor
– gebruik : groep, kleine groep, parkbeplanting
– standplaats : zonnig halfschaduw
– vochtigheid : normaal,nat
– zuurtegraad : neutraal,zuur
– zoutbestendig : neen
– vergelijking : in april verschijnt het nieuw groen blad, 1 maand vroeger dan de beuk of Fagus Sylvatica.
Waar een gesnoeide beuk ’s winters de dode, bruine bladeren laat hangen, is de haagbeuk min of meer kaal. Hij groeit vlugger en is beter bestand tegen harde wind dan de Fagus. De haagbeuk kan veel beter tegen wisselende waterstanden i.t.t. de beuk. Op de klei is daarom de haagbeuk al gauw een betere keuze. Het hout is bijzonder splijtvast. Het wordt gebruikt voor hakblokken, heien en stampers in een oliemolen, gereedschap en als imitatie-ebben voor piano’s. Het hout is hard en taai. Het heeft een fijne nerf maar werkt veel.