Sorbus aucuparia – wilde lijsterbes

Familie : Rosaceae
Geslacht : Sorbus

Vegetatief : schors, vrij gladde, grijze schors; twijgen eerst wit behaard, later
kaal en grijsbruin; niet kleverige knoppen met donkere paarsbruine
knopschubben, die bijna steeds grijsbehaard zijn
Generatief : vlezige appelvormige vruchten, erwtgrote rode vruchten
15 mm, aangeplant om de oranje tot rode vruchten
Silhouet (4-12m) : vaak meerstammige, variabel gevormde boom met een schuin
opgaande zijvertakking, voornamelijk toegepast in landschappelijke beplantingen

Van Sorbus aucuparia

Beschrijving
Afmeting: 3 tot 20 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Vanuit de horizontale hoofdwortels groeien veel dunne zijwortels loodrecht omlaag.
Stam: Schors glad en grijs.
Takken: Jonge takken dicht zacht behaard, knoppen behaard, niet kleverig.
Bladeren: Geveerd, 5 tot 17 deelblaadjes, langwerpig, aan beide zijden tot aan de voet gezaagd, iets grijsachtig door een dichte zachte beharing.
Bloemen: Rijkbloemige tuilen, wit, 0,8 tot 1 cm, 5 kroonbladen, stamper met 2 tot 4 stijlen.
Vruchten: Bessen rond, oranje tot vuurrood, 0,6 tot 1 cm.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vrij natte, meestal voedselarme tot matig voedselrijke, zure tot zwak zure grond.
Groeiplaatsen: Bossen, houtwallen, hagen, heide, beekwanden, greppelwanden, oud trilveen en veenmosrietland.

Verspreiding
Wereld: Europa, behalve in een groot deel van het Middellandse-Zeegebied. Ook in de Kaukasus.
Nederland: Algemeen, zeldzaam in Zeeland en het noordelijk zeekleigebied.
België: Algemeen, vrij zeldzaam in Vlaanderen en Brabant, zeer zeldzaam in het kustgebied.

Pterocarya fraxinifolia

Familie : Juglandaceae
Geslacht : Pterocarya

Vegetatief : takken, vormt dikke boogvormige afstaande takken; twijgen,
glanzend geelbruin, aan de top met bruinrode klieren; knoppen, roestbruine
naakte knoppen, verspreid, grote bladmerken, geladderd merg,
Generatief : gevleugelde noten in lange sierlijke vruchtkatjes (tot 45 cm),
bestaande uit kleine nootjes, met brede halfronde vleugels
Silhouet (15-20m) : vrijstaand, vaak meerstammige boom of met een krans van zware
takken op een korte, bonkige stam; kroon, majestueuze brede kroon; veel worteluitlopers indien rond de boom niet gemaaid wordt; korte stam met een diep gegroefde donkere schors bestaande uit ruwe kruisende ribbels.

Pterocarya fraxinifolia, snelgroeiende, tot 15 m
hoge, laagvertakte en breed uitspreidende boom met brede kroon, neiging
ot het vormen van meer stammen en worteluitlopers. Korte stam met
diepgegroefde donkere schors. Tot 40 cm lang geveerd frisgroen blad
roodbruin bij het uitlopen) met 11 tot 21 eironde, lancetvormige,
oegespitste, scherp gezaagde deelblaadjes. Herfstkleur, geel.
Vrouwelijke en mannelijke katjes in mei, nauwelijks opvallend. Nadien 20
ot 30 cm lange decoratieve vruchtkatjes.

Van Pterocarya fraxinifolia

Liriodendron tulipifera – tulpenboom

Familie : Magnoliaceae
Geslacht : Liriodendron

Vegetatief : knoppen 2 schubbig, gesteeld, glad en afgeplat ( als een
beverstaart), donkerviolet, opgevouwen blad in de knop, groenachtig tot
roodbruine twijgen met lenticellen, aanvankelijk lila-berijpt , groot bladmerk
Generatief : hoog in de boom lichtbruine, niet openspringende kokervruchten,
die lang aanblijven
Silhouet (20-25m) : vrijstaand, snelle jeugdgroei met een rechte doorgaande stam;
kroon, aanvankelijk torenvormig, later breed met uitzakkende, dichte kroon

Liriodendron, dit geslacht omvat slechts 2 soorten. De soort die bij ons
wordt toegepast is hoofdzakelijk L.tulipifera.
Prioriteitenlijst BA1, Liriodendron tulipifera. Het zijn grote
bladverliezende bomen (bij ons tot 25 m), met een gegroefde schors. De 4
lobbige bladeren staan verspreid, zijn lang gesteeld en hebben een
typisch recht ‘afgeknipt’ blad (afgeplatte tot breed ingesneden bladtop)
met meestal twee zijlobben. De bladvoet is afgrond. De bovenzijde is
heldergroen, de onderzijde grijsgroen. Opvallend gele herfstkleur. De
bloemen zijn tulpvormig, geelgroen met oranje vlekken aan de voet van
ieder bloemblad. Bloemen zitten vaak hoog aan de boom. Weinig
opvallende groene vruchten tot 10 cm lang, lijkende op slanke kegels.
Rechte doorgaande stam met aanvankelijk een kegelvormige kroon, pas
op latere leeftijd een brede kroon van 6-10 m.
Opvallend als alleenstaande parkboom en in brede lanen of straten. Hier
en door met succes in verharding toegepast. Sterke boom die weinig last
heeft van ziekten en goed bestand is tegen luchtverontreiniging.

Van liriodendron tulipifera

Aesculus hippocastanum

Familie : Sapindaceae
Geslacht : Aesculus

Vegetatief : dikke twijgen, aan de top fijn behaard; knoppen donkerbruin, zeer groot en kleverig, éénkleurige schubben
Generatief : vruchten met stekels bezet, in grote aantallen voorkomend
Silhouet : een breedkronige boom, met later neerbuigende takken (20-30m)

Van Aesculus hippocastanum

Aesculus, ongeveer 15 soorten. Het zijn hoge bomen met grote, dichte
kronen. Slechts enkele zijn struikvormig. Allen met grote
egenoverstaande handvormig gedeelde bladeren. Vrijstaand vormen ze
een brede regelmatige kroon. Bloei in de lente met opstaande, tot 30 cm
ange, zeer sierlijke pluimen ‘kaarsen’. De vruchten zijn doosvruchten
bolsters), bestaande uit één tot twee zeer grote zaden.
Bomen geven zeer veel schaduw. Het best te gebruiken als solitair of in
groep, in grote plantsoenen, parken en brede lanen waar ze zich vrij
kunnen ontwikkelen. Als schaduwboom op pleinen. De laatste jaren wordt
Aesculus aangetast door de paardenkastanjemineermot en is er een
bloedingsziekte ontstaan. Enige terughoudendheid bij het gebruik van
Aesculus wordt aanbevolen.
Geschiedenis
Een boom die oorspronkelijk uit de Balkan komt (met name Turkije), door de Turken, Venetiaanse kooplieden of de kruisvaarders richting West-Europa, waar hij vanaf de 18de eeuw overal verspreidt raakte omdat hij vanwege zijn grote sierwaarde veel werd aangeplant. Zigeuners gaven de vruchten veel aan hun paarden als geneesmiddel, o.a. bij klachten op de borst en bij drachtige merries. Gedurende de Eerste Wereldoorlog werden Paardekastanjes gemalen en als veevoer gebruikt om graan te besparen voor menselijke consumptie. Ook voor mensen werd de boom toegepast bij koorts en malaria, en de gemalen vruchten werden gebruikt om op te snuiven om meer neusslijm te produceren. Ook werd van de witte kern van de vrucht een waspoeder gemaakt. Ook werd het als bestrijdingsmiddel tegen houtworm gebruikt. En natuurlijk de bekende kastanje in je zak tegen reuma en jicht.

Botanie
Een boom die tussen de 10 en de 30 meter hoog kan worden, met een stam die kort lijkt vergeleken met de kruin. Vlak bij de kruin, maakt de boom vaak een draai. De hoofdtakken zijn meestal horizontaal gericht, de jonge takken verticaal. De bast is bruin, later verkleurt deze naar grijs. De jonge bladeren zijn donzig, ze zijn tegenover elkaar staand met een lange stijve steel, het blad is samengesteld uit vijf tot zeven ovaalvormige bladeren die samen een hand vormen, het blad is ingezaagd en vanuit de hoofdnerf evenwijdig generfd. in mei en juni bloeit de boom met grote witte of roze bloemtrossen die rechtop staan. De bloemen hebben gelige vlekken, nadat de bloemen zijn bestoven verkleuren deze vlekken naar rood, ze bloemtrossen hebben een lekkere geur. in het najaar verschijnen de bolsters met daarin de mooie roodbruine vruchten Paardekastanjes kunnen ongeveer 250 jaar worden.