Catalpa bignonioides – trompetboom

cultuurvariëteit : Nana – bolvorm – bloeit niet

De bladeren zijn tegenoverstaand of in 3-tallige kransen en zeer groot, eivormig en met een hartvormige voet. De top is spits. Aan de onderzijde zijn de bladeren zacht behaard. Ze beginnen vanaf april uit te lopen. Bij wrijving geuren zij onaangenaam. De bloemen verschijnen in rechtopstaande, breed kegelvormige pluimen die tweeslachtig zijn. Ze zijn 3-5 cm groot. De kleur is wit, de binnenzijde geel gestreept en violet gevlekt. Ze geuren licht en lijken op orchideeën. De stamper is bruin van kleur. De vruchten zijn dunwandige peulen met kleine, spitse zaden en behaarde vleugels. Zij blijven tot in het voorjaar aan de boom. De schors is grijsbruin.

De vrij dikke twijgen van de Trompetboom zijn breekbaar en bezitten een opvallend groot, licht gekleurd merg. Tijdens een zacht najaar groeien de onrijpe peulentoppen lang door. Daardoor bestaat kans op vorstschade. Desondanks loopt de boom in het voorjaar zonder problemen weer uit.

Catalpa, dit geslacht omvat 11 soorten, middelgrote tot grote
bladverliezende bomen met stevige korte stam of meerstammige struiken,
die ongeveer 100 jaar oud kunnen worden. Catalpa’s hebben opvallend
grote bladeren. Bladeren staan meestal in kransen van 3, soms (zelden)
tegenover elkaar. De twijgen zijn dik en bevatten veel merg. De kroon is
spaarzaam vertakt. Bloei, de trompetvormige fraaie bloemen verschijnen
in de zomermaanden in eindstandige pluimen/trossen. Vruchten,
langwerpige, lange, slanke, doosvrucht met talrijke gevleugelde zaden,
‘potloden’. Vruchten blijven tot in het voorjaar aan de boom zitten.
Meestal alleenstaand gebruikt, in de jeugd vorstgevoelig, windgevoelig,
jonge twijgen breken vaak vrij gemakkelijk af. Catalpa’s lopen zeer laat uit.
Parken en tuinen, soms straten, afhankelijk van de soort en de
cultuurvariëteit.

Van Catalpa bignoniodes

Acer negundo – vederesdoorn

Groeiwijze
Is een brede kale struik of middelmatige boom die laag vertakt en een brede koepelvormige kroon vormt. De A. negundo kan als boom 12 tot 15 meter hoog worden, met een stamdikte van 50 cm, de breedte kan tot 8 meter uitlopen. Anders dan bij de meeste esdoorns heeft deze een veervormig samengesteld, frisgroen blad. Men kweekt vooral de cultivars met bont, wit of geel gevlekt en geaderd blad.

Van acer negundo

Bladeren
De bladeren zijn meestal vijftallig, maar zowel drie- als zeventallige geveerde bladeren komen voor, ze zijn 5 tot 15 cm lang en frisgroen. In cultuur worden vooral bontbladige vormen gekweekt. Meestal zijn de onderste bladeren tegenoverstaand, de bladvorm is omgekeerd eirond. De bladrand is gaaf, gezaagd of gekarteld, op de bladschijf zijn de aders soms gekleurd.

Twijgen en knoppen
De vederesdoorn heeft een kale structuur, met glanzend groene (of bruine) twijgen. Knoppen zijn 2 tot 5 mm dik en zijdeachtig behaard.

Bloemen
De vederesdoorn is tweehuizig (d.w.z. dat er op één plant mannelijke en vrouwelijke bloemen voorkomen) de bloemen verschijnen in april. De mannelijke bloemen komen voor in dichte rode kwastjes (bundels) en de vrouwelijke bloemen in hangende slanke groene trossen.

Vruchten
De vruchten hebben vleugeltjes van 3,7 cm lang en bevinden zich meestal in een scherpe hoek. Ze hebben meestal een bruine kleur, met rode verdroogde restanten van het kelkblad, doch meestal zaadloos.

Standplaats
In de kleinere tuinen is vooral de bonte vorm aan te bevelen. Op lange termijn kan een goed groeiende struik 6 à 8 meter hoog worden, een lichte standplaats is noodzakelijk.
De vederesdoorn wenst licht vochtige, kalkrijke en humusrijke grond. Doordat de A. negundo zo sterk gevlekt en geaderd is, dient men met overleg te werk te gaan wat betreft de samenstelling met andere heesters. De soorten gekweekt op stam zijn een aantrekkelijk sierboom voor straten en tuinen. De A. negundo is in ons land veel aangeplant, omdat ze winterhard en vrij sterk zijn.

Acer negundo ‘Variegatum’
Groeit als de soort, doch duidelijk lager blijvend. Zilverbont blad met roomwitte rand en roomwitte vlekken, bij het uitlopen iets roze getint. Niet geschikt voor volle wind en zeewind. Sommige takken lopen geheel groen terug, dan hoeft u deze takken tijdig te verwijderen. Fraaie parkboom.

Van Acer negundo

Robinia pseudoacasia

Familie : Fabaceae
Geslacht : Robinia

Vegetatief : twijgen, olijfgroen tot roodbruin, kaal, dikwijls met 2 tot scherpe
doorns vervormde steunblaadjes, verborgen knoppen onder het bladmerk;
takken, gedraaide breukgevoelige takken; schors, ruwe netvormige, diep
gespleten tot gekloofde schors
Generatief : peulen kaal, bruin en leerachtig met een gevleugelde rand, circa
10 cm lang
Silhouet (20-25m) : vrijstaand, schermvormige, grillige kroon, die veel licht door laat;
vormt veel worteluitlopers; verwilderd aangetroffen in bossen

Van Robinia pseudoaccasia winter

winter : bladdoornen – vergroeide schutblaadjes, peulen, onzichtbare knoppen
– standplaats : parken, landelijk gebied, stadsrand, is niet goed bestand tegen (zee)wind en verkiest een beschutte plek, verdraagt goed verharding en luchtverontreiniging.
– gebruik : parkbeplanting, solitair
– standplaats : zonnig, halfschaduw
– vochtigheid : droog, normaal
– zuurtegraad : neutraal
– zoutbestendig : ja

Bijzondere kenmerken
– bloemkleur : wit
– bloeiperiode : mei – juni
– bloemen : geurende vlinderbloemen die de acaciahoning leveren
– bladkleur : lichtgroen
– wintergroen : neen
– bladeren : geveerd, varenachtig en samengesteld uit 23 blaadjes die in de herfst geel kleuren
– vruchten : roodbruine peulen met zwarte, niervormige zaden

Beschrijving
Afmeting: 15 tot 25 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Juni en juli.
Wortels: Een groot hartwortelstelsel met veel oppervlakkige en ver kruipende wortels en met veel wortelopslag.
Stam: Een slanke, vaak kromme stam, waarvan de schors grijsbruin is en diep gegroefd. Oudere stammen vertonen brede, bochtige lijsten.
Takken: De takken zijn kaal, met scherpe stekels.
Bladeren: De oneven geveerde bladeren bestaan uit 7 tot 25 deelblaadjes, die langwerpig-eirond zijn en 2 tot 5 cm lang worden. Vlak onder hun voet, aan de bladas, zit een priemvormig, behaard, afvallend zijslipje en aan de top 1 ronde nectarklier, maar het topblaadje heeft er 2.
Bloemen: De langwerpige, hangende trossen worden 10 tot 20 cm lang. Ze zijn kort gesteeld. De geurende, witte bloemen zijn 1½ tot 2½ cm in doorsnee. Alle 10 meeldraden zijn tot een buis vergroeid. De bovenste meeldraad is vrij aan de voet. De kelk is vaak roodachtig.
Vruchten: De langwerpige, kale peulen zijn 4 tot 10 cm

Biotoop
Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond (leemhoudend zand, leem, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Bossen, struikgewas, bosranden, kalkhellingen en rotsachtige plaatsen.

Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit het oosten van de Verenigde Staten. Ingeburgerd in Europa en Australië.

Nederland: Vrij algemeen in het oosten en midden en Zuid-Limburg. Elders vrij zeldzaam.
België: Plaatselijk vrij algemeen.

Wetenswaardigheden
De geslachtsnaam Robinia komt van de 17e-eeuwse hovenier Jean Robin, die uit Amerika zaden van de boom opkweekte in Parijs. De boom wordt veel in parken en tuinen aangeplant. Robinia is in gebruik als zandbinder op hellingen en ook vaak aangeplant als laanboom. Het gele hout met donkere kern en duidelijke jaarringen is hard, dicht, taai en duurzaam. Het bevat looistof en ruikt enigszins bitter. Het hout is vochtbestendig en wordt gebruikt voor paalwerk, wielen en vloeren. De boom levert goed brandhout en veel honing. De bloemen worden gebruikt voor het maken van parfum.

Sorbus aucuparia – wilde lijsterbes

Familie : Rosaceae
Geslacht : Sorbus

Vegetatief : schors, vrij gladde, grijze schors; twijgen eerst wit behaard, later
kaal en grijsbruin; niet kleverige knoppen met donkere paarsbruine
knopschubben, die bijna steeds grijsbehaard zijn
Generatief : vlezige appelvormige vruchten, erwtgrote rode vruchten
15 mm, aangeplant om de oranje tot rode vruchten
Silhouet (4-12m) : vaak meerstammige, variabel gevormde boom met een schuin
opgaande zijvertakking, voornamelijk toegepast in landschappelijke beplantingen

Van Sorbus aucuparia

Beschrijving
Afmeting: 3 tot 20 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Wortels: Vanuit de horizontale hoofdwortels groeien veel dunne zijwortels loodrecht omlaag.
Stam: Schors glad en grijs.
Takken: Jonge takken dicht zacht behaard, knoppen behaard, niet kleverig.
Bladeren: Geveerd, 5 tot 17 deelblaadjes, langwerpig, aan beide zijden tot aan de voet gezaagd, iets grijsachtig door een dichte zachte beharing.
Bloemen: Rijkbloemige tuilen, wit, 0,8 tot 1 cm, 5 kroonbladen, stamper met 2 tot 4 stijlen.
Vruchten: Bessen rond, oranje tot vuurrood, 0,6 tot 1 cm.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vrij natte, meestal voedselarme tot matig voedselrijke, zure tot zwak zure grond.
Groeiplaatsen: Bossen, houtwallen, hagen, heide, beekwanden, greppelwanden, oud trilveen en veenmosrietland.

Verspreiding
Wereld: Europa, behalve in een groot deel van het Middellandse-Zeegebied. Ook in de Kaukasus.
Nederland: Algemeen, zeldzaam in Zeeland en het noordelijk zeekleigebied.
België: Algemeen, vrij zeldzaam in Vlaanderen en Brabant, zeer zeldzaam in het kustgebied.

Prunus avium – zoete kers

Familie : Rosaceae
Geslacht : Prunus

Vegetatief : knoppen, glanzend bruin, spits, veelschubbig ;twijgen, glanzend
roodbruin, later met zilverkleurig vlies overtrokken, oudere takken duidelijk
met kortloten en meerdere knoppen bij elkaar; schors, purperbruine
glanzende schors met horizontale strepen, bestaande uit opvallande
lenticellen, kurkporiën, schors baldert horizontaal af
Generatief : een steenvrucht met één steen, zoete kers, kriek, wilde kers,
doorsnede 1½ cm, rood tot bijna zwart gekleurd
Silhouet : vrijstaand, 15 tot 20 m hoge boom, met piramidale kroonvorm,
verscheidene zware hoofdtakken, zijtakken schijnbaar in kransen

Van Prunus avium

Beschrijving
Opmerking: Zure kers (Prunus cerasus) komt uit Zuidwest-Azië. Deze tot 6 meter hoge struik wordt gekweekt om de vruchten (Morel) en verwildert soms in bosranden en langs oevers.
Afmeting: 3 tot 20 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: April en mei.
Stam: Een rechte stam, bast roodbruin, in dunne papierachtige stroken loslatend.
Takken: Wijdvertakt, een vrij open kroon, jonge takken kaal.
Bladeren: Langwerpig tot ovaal, dun, iets rimpelig, gezaagd, van boven matgroen, van onderen iets blijvend behaard, vaak roodachtig, 6 tot 15 cm, bladstelen 3 tot soms 7 cm, met 1 of enkele klieren, vooral aan de top.
Bloemen: In bundels van 2 of 3, soms tot 6, aan de voet zonder blaadjes, tegelijk met de bladeren verschijnend, 1½ tot 3 cm, kroonbladen wit, 1 tot 1½ cm, tot 20 meeldraden, bloemsteel 3 tot 5 cm met aan de voet alleen knopschubben.
Vruchten: Kersen bolvormig, hangend aan lange stelen, vlezig, helder lichtrood tot zwartrood, zelden geelwit, 0,9 tot 1,5 cm, zoet of wrang, met 1 gladde pit.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke, humeuze grond.
Groeiplaatsen: Bossen, hellingbossen, bosranden, hagen, houtwallen, langs wegen en beekoeverwallen.

Verspreiding
Wereld: West-, Midden- en Zuidoost-Europa, oostelijk tot bij de Kaspische Zee. Ook in Noordwest-Afrika.
Nederland: Vrij algemeen in Zuid-Limburg, Oost- en Midden-Nederland en het aangrenzende rivierengebied, elders zeer zeldzaam.
België: Vrij algemeen in Brabant, het Maasgebied en de zuidelijke Ardennen

Wetenswaardigheden
Zoete kers is de stamvorm van een deel van de gekweekte kersen. Vrij dicht opeen opgegroeide bomen leveren mooi hout van goede kwaliteit, dat onder meer voor meubels en fineer wordt gebruikt. Van de kersen kan men jam, siroop en hoestmiddeltjes maken. Van fijngestampte kersen worden likeuren gedistilleerd. De kersen zijn zeer in trek bij spreeuwen. Op ongunstige omstandigheden, zoals een hoge grondwaterstand, beschadigingen, parasieten, en te zware bemesting, reageert Zoete kers door te gommen: de bast scheidt dan een kleverig, bruinig vocht uit.

Paulownia tomentosa – Anna Paulowniaboom

Familie : Paulowniaceae
Geslacht : Paulownia

Vegetatief : twijgen hol of met gebroken merg, twijgen dik, aanvankelijk dicht
behaard, twijgen met lenticellen, overstaande kleine (bijna onzichtbare)
bladknoppen, grote bladmerken, opgelet twijgen lijken op twijgen van Catalpa
maar knoppen van Paulwonia staan meestal tegenover elkaar in tegenstelling
tot Catalpa (kransgewijs)
Generatief : eivormige doosvruchten (4cm) met puntige top, kleppen
openspringend, talrijke zaden met doorzichtige vleugels; overwinterende
bloemknoppen, roestbruine eindstandige pluimen met bolle bloemknoppen
(opgelet! gevaar voor bevriezen)
Silhouet (10-15m) : vrij snel groeiende boom, met brede, luchtige, ronde kroon, stam tot
op hoge leeftijd vrij glad en grijs, dikke uitstaande takken; twijgen, opstijgend

Van Paulownia tomentosa

Liriodendron tulipifera – tulpenboom

Familie : Magnoliaceae
Geslacht : Liriodendron

Vegetatief : knoppen 2 schubbig, gesteeld, glad en afgeplat ( als een
beverstaart), donkerviolet, opgevouwen blad in de knop, groenachtig tot
roodbruine twijgen met lenticellen, aanvankelijk lila-berijpt , groot bladmerk
Generatief : hoog in de boom lichtbruine, niet openspringende kokervruchten,
die lang aanblijven
Silhouet (20-25m) : vrijstaand, snelle jeugdgroei met een rechte doorgaande stam;
kroon, aanvankelijk torenvormig, later breed met uitzakkende, dichte kroon

Liriodendron, dit geslacht omvat slechts 2 soorten. De soort die bij ons
wordt toegepast is hoofdzakelijk L.tulipifera.
Prioriteitenlijst BA1, Liriodendron tulipifera. Het zijn grote
bladverliezende bomen (bij ons tot 25 m), met een gegroefde schors. De 4
lobbige bladeren staan verspreid, zijn lang gesteeld en hebben een
typisch recht ‘afgeknipt’ blad (afgeplatte tot breed ingesneden bladtop)
met meestal twee zijlobben. De bladvoet is afgrond. De bovenzijde is
heldergroen, de onderzijde grijsgroen. Opvallend gele herfstkleur. De
bloemen zijn tulpvormig, geelgroen met oranje vlekken aan de voet van
ieder bloemblad. Bloemen zitten vaak hoog aan de boom. Weinig
opvallende groene vruchten tot 10 cm lang, lijkende op slanke kegels.
Rechte doorgaande stam met aanvankelijk een kegelvormige kroon, pas
op latere leeftijd een brede kroon van 6-10 m.
Opvallend als alleenstaande parkboom en in brede lanen of straten. Hier
en door met succes in verharding toegepast. Sterke boom die weinig last
heeft van ziekten en goed bestand is tegen luchtverontreiniging.

Van liriodendron tulipifera

Crataegus monogyna – eenstijlige meidoorn

Familie : Rosaceae
Geslacht : Crataegus

Vegetatief : knoppen verspreid, meestal eirond tot rond, klein en bruin tot
roodbruin; twijgen, aanvankelijk behaard, later kaal en grijsbruin, takken met
doorns van 2 tot 2,5 cm
Generatief : vruchten dofrood, bijna rond met één steen/pit
Silhouet : meestal voor landschappelijk gebruik, windsingels, hagen,
struwelen, houtwallen; indien als boom, kleine dichtvertakte boom met stijve takken

Van Crataegus monogyna

blad minder diep ingesneden dan dat van tweestijlige meidoorn
heeft één stijl
tweestijlige meidoorn heeft dubbel gevulde bloem
cultuurvarieteiten met vele bloemen = plena
meeste cultuurvarieteiten zijn tweestijlig

Beschrijving
Afmeting: 2 tot 10 meter.
Levensduur: Overblijvend.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Takken: De takken zijn sterk gedoornd.
Bladeren: De driehoekige bladeren zijn omgekeerd-eirond tot waaiervormig. Ze zijn diep gespleten (meestal tot op of over de helft). De bladlobben zijn alleen aan de top gezaagd met ongelijke zaagtanden. Van onderen zijn ze vooral in de nerfoksels iets behaard. De steunblaadjes hebben een gave rand of ze zijn grof getand.
Bloemen: De geurige, witte of soms lichtroze bloemen vormen schermvormige pluimen. Ze zijn 0,8 tot 1,5 cm groot en hebben 5 afgeronde kroonbladen. De kelkbladen zijn breed driehoekig. De top is vrij stomp (soms iets tongvormig). Er is 1 stijl.
Vruchten: De bol- of eivormige bessen zijn donkerrood, melig en worden 0,6 tot 1 cm groot. Ze bevatten maar 1 zaad.

Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond (alle grondsoorten).
Groeiplaatsen: Heggen, struikgewas, bossen, randen van vochtige duinvalleien, steile hellingen, rotsen, dijken en langs sloten.

Verspreiding
Wereld: In Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië. Ook in Zuidwest-Azië, Noordwest-Afrika en Noord-Amerika.

Eenstijlige meidoorn – Crataegus monogyna
Eenstijlige meidoorn – Crataegus monogyna

Nederland: Algemeen.
België: Algemeen.

Wetenswaardigheden
Vroeger werden meidoorns vaak gebruikt als afscheiding tussen erven, akkers en weilanden. Het zware hout wordt gebruikt voor handvatten van gereedschappen en voor kleine voorwerpen. In sommige streken geloofde men dat de vernietiging van een meidoornstruik onheil bracht, evenals het in huis halen van de bloemen. Meidoorn wordt al sinds de 16e eeuw gebruikt om de bloedsomloop te stimuleren. Deze werking komt o.m. door de inhoudsstof rutine: deze stof is wetenschappelijk bekend om z’n vermogen om blauwe plekken te voorkomen. Meidoornthee helpt om de cholesterol te verlagen.